Serge Allard: “De kustvisser wordt kapot gemaakt.”
Serge Allard en zijn vrouw Patsy zijn geen onbekenden in het watermilieu. Hij is al jaren onderwaterwerker voor zowel inshore als offshore projecten. Met hun bedrijf Falco Marine kochten ze de Z.700 Braveheart en vroegen Marnix en Carine van de vroegere O.369 als bemanning. Serge wou al jaren een visserschip en maakte aldus zijn droom waar, of dat dacht hij toch, met deze garnalenschuit. Want het leven werd hen in zo’n grote mate moeilijk, om niet te zeggen volkomen onmogelijk, gemaakt dat ze gestopt zijn. Het Visserijblad vroeg en kreeg een onthullend interview.
HVB: Wat stond er jullie in de weg?
Er zit momenteel in de kustzone (binnen de 12-Mijl) gewoon te weinig vis en garnaal ten gevolge van leegvisserij door schepen die er niet thuis horen. Nu het al bijna te laat is, heeft men na jaren heen en weer getrek al een eerste goede daad verricht: de pulsvisserij verboden, maar dat is lang niet voldoende: want nu zit er noch amper vis en garnaal binnen die zone. Vergeet niet: het kustsegment is tevens de broedplaats voor de platvissen. Als men die eruit vist, verdwijnen die vissen eerder vroeg dan laat. De kuststrook (3 tot 12 mijl-zone) is de meest kwetsbare visgrond en niettegenstaande de wet klaar en duidelijk is (enkel vaartuigen met een motorvermogen van maximum 221 kW of 300PK mogen er vissen) hebben 95% van de schepen die in deze zone vissen motorvermogens van minstens het dubbele tot zelfs het vierdubbele. Ze vangen zodanig veel dat er voor de echte kleine kustvisserij die met slechts 221 kW of 300 PK vaart, niets meer over is.
HVB: Grijpt de overheid dan niet in?
Al decennia lang laat de overheid betijen: tot 95% van de vissersschepen die binnen de 12-mijlzone varen hebben meer dan 300 PK aan boord. Ze hebben veelal twee motoren (hulpmotoren noemen ze dat die meestal evenveel en zelfs nog meer vermogen hebben dan de hoofdmotor) aan boord. Ook de hoofdmotor heeft in werkelijkheid een veel groter vermogen dan erop wordt aangegeven. Het testen van die motoren kan op 101 manieren omzeild worden en dat gebeurt dan ook massaal. Het algemeen gekend gemiddelde wordt geschat op zo’n 900PK per schip, terwijl er maximum 300PK toegestaan is. Het begon met de vissersvaartuigen die varen onder Nederlandse vlag en hier massaal onze kuststrook kwamen leegroven met schepen die, op papier slechts 300PK vermogen hadden, maar in werkelijk tot het 3 dubbele en meer hadden.
HVB: En de Belgen, die zijn gevolgd?
Onze eigen Belgische reders keken ernaar en kregen geen gehoor nog steun voor hun klachten bij de overheid die doof bleef en blijft om onbegrijpbare redenen. Restte onze mensen nog maar 1 keuze: ‘hetzelfde doen’: dus motor opfokken om toch nog concurrentieel te kunnen zijn. Je kan het de Belgische reders niet kwalijk nemen vermits onze overheid geen oren had naar hun klachten: het is onze overheid die deze overtredingen in de hand werkte. Tot op heden weet geen mens waarom men die overbevissing door niet toegelaten schepen met veel te grote vermogens al decennia lang toelaat.
HVB: Zoiets kan men toch controleren?
Wat wij niet begrijpen is: dat de ingenieurs, die deze testen uitvoeren, dat niet willen zien. Of worden ze van hogerhand verplicht dat ‘niet’ te zien? Ingenieurs worden toch verondersteld een bepaalde vorm van intelligentie te bezitten als die een schip bekijken: lengte, tonnage, bokken en tuig etc. Zij weten toch dat dat allemaal bestuurd moet worden door een 300PK motortje? Geen mens met gezond verstand kan geloven dat zoiets mogelijk is.
HVB: Eenvoudig dan toch?
Het is simpel na te kijken: bekijk wat een echt klein en ecologisch varend kustvissersbootje (een planken-/borden visser, dus met twee planken van zo’n 180 kg elk ipv met twee bokken en tuig van zo’n 2 à 3 ton elk…) maximaal kan varen binnen een tijdspanne van zo’n 12 uur t.o.v. een ander schip, dat én groter, én zwaarder én met bokken vist. Hoe kan men verklaren dat de ene boot in vergelijking met de andere boot, zogezegd allebei met hetzelfde motorvermogen een traject kan varen dat drie tot vier maal langer is dan de afstand van de andere? Zelfs een klein kind zal begrijpen dat dit onmogelijk is. Het mazout-verbruik naast de afgelegde trajecten leggen en men ziet onmiddellijk dat er sprake is van veel grotere motoren dan de maximaal toegelaten 300PK.
HVB: Wat vinden de Rederscentrale en de Visveiling daar van?
Zij incasseren een percentage van de vangst van de schepen… dus: zwijgen ze want anders derven ze inkomens… simpel en duidelijk. De laatste maanden waren de vangsten voor onze Belgische kust binnen de 12 mijlzone een regelrechte ramp: amper vis, geen garnalen. Voor de grotere schepen buiten de 12-mijl zone waren er geen problemen.
HVB: Hoe zit dat dan met de controles?
Zowel de federale minister (Philippe De Backer) als de Vlaamse minister (Koen Van den Heuvel) beweren tegen beter weten in dat alles OK is. Er wordt zelfs gecontroleerd…zeggen ze. Inderdaad: er zijn zo’n tien controles per jaar, die minstens 14 dagen op voorhand worden meegedeeld. Als men dan een smoorventiel op de mazouttoevoer plaatst en deze half dicht knijpt, krijgt de motor niet het volle debiet van mazout en zal bij maximum ‘gas geven’ slechts op halve kracht draaien, wat al voldoende is om een 600PK motor slechts 300PK te laten draaien. Dan schiet er enkel nog over om overtredingen te melden op het moment zelf. Zo belden wij op een bepaald moment naar de Scheepvaartpolitie om een overtreding te melden van een Nederlander die haken of rakels in zijn netten geplaatst had. Men kon niet tussenkomen zei men, want men had geen boot! Zeevaartpolitie zonder boot, dat is als de gewone politie zonder combi! En dat kan zomaar?
HVB: Worden jullie geviseerd?
Doordat we een paar instanties om uitleg zijn gaan vragen over hun niet ingrijpen tegenover schepen met een veel groter motorvermogen dan toegelaten in het Klein Vloot Segment, werden we extra in het oog gehouden: het minste probleem werd opgeblazen en uitvergroot en voor een kleinigheid wordt onze schipper op het matje geroepen. Niettegenstaande wij een klein schipje hebben van nog geen 15 meter lang, moeten wij aan de voorwaarden voldoen van veel grotere schepen. We moesten verplicht naast een schipper ook een roerganger aan boord te hebben. Onze schipper en matroos (man en vrouw) hadden twaalf jaar lang samen gevaren op hun eigen vissersschip: de O.369 Attila. Carine was dus roerganger. Doordat zij bijna 7 jaar niet meer heeft gevaren moest zij terug 180 zeedagen bewijzen alvorens ze terug als roerganger mee mag. Wetend dat een klein schipje als het onze amper de helft van vaardagen heeft als de grotere schepen van 20m en langer… begrijp ik niet dat zij een stage van twee jaar moet doen. Dat is belachelijk voor iemand die twaalf jaar professioneel gevaren heeft. Heeft ook niets met de ‘veiligheid’ te maken, zoals sommigen beweren en al zeker niet met kennis, want alvorens te mogen varen dient ze haar “Basic Safety Certificate” te behalen bij RelyOnNutec, haar veiligheidsbrevet dus…
HVB: Denken jullie echt aan stoppen?
De échte kleine vissersboten die om den brode varen en effectief slechts het wettelijk maximum vermogen aan boord hebben, 221 kW of 300PK, varen voor 99% van de tijd zelfs binnen de 6-mijlzone, omdat erboven voor hen te ver is. Maar als die andere schepen eerst de 6-mijlzone en daarna de 12-mijlzone leegvissen met hun schepen met dubbel, driedubbel en zelfs meer vermogen, dan blijft er voor de echte kustvissers niets meer over: kruimeltjes die niet voldoende zijn om hun bemanning te betalen, laat staan hun schip af te betalen, hun mazoutfactuur, hun verzekering. Wij dachten om nog een tijdje voort te kunnen, maar hebben op 15 september waarschijnlijk onze laatste vaardag gehad. De veel te lage prijs voor de garnalen (nog geen € 2,00/kg) is voor ons niet haalbaar, vooral daar ik ook verplicht ben drie mensen mee te nemen i.p.v. twee. Carine mag dus niet alleen varen. Vermits zij haar werk heeft opgegeven om opnieuw te varen én bovendien onze beste kracht is aan boord, kunnen wij haar niet missen. Onze laatste roerganger was de beste die we hadden, maar door de tegenvallende vangsten/inkomsten zag hij zich genoodzaakt met een groter schip mee te gaan dat verder kan varen en betere vangsten kan binnenbrengen… zonder roerganger liggen wij stil… met dank aan de bureaucratie die zegt dat zij “de vissers helpen”… Ja, dat doen ze inderdaad: “ze helpen de kleine vissers naar de verdommenis”
Filip De Bodt