Pro & contra: BTW-verlaging op energie...een goed idee?
Matthias Lievens en David Dessers in debat
BTW op energie verlagen van 21 naar 6%. De PVDA stelt het al langer voor, de vakbonden spraken er zich voor uit en inmiddels lijken ook regeringspartijen als SP.A en Open Vld gewonnen voor de crisismaatregel. Maar is het wel een goed idee? De milieukoepel BBL vond alvast van niet wegens niet duurzaam en Groen stelt dat een progressieve tarifering sociaal rechtvaardiger zou zijn. Wat is er nu van? Matthias Lievens en David Dessers, ecosocialistische bondgenoten sinds lange tijd, verschillen er graag van mening over.
Matthias somt argumenten pro op, David schuift een andere piste naar voor. En wie weet leiden these en antithese wel tot een rood-groene synthese…
Matthias Lievens:
BTW-verlaging op energie: omdat je er moeilijk tegen kunt zijn
De afgelopen dagen woedde in groene en linkse middens een hevig debat over het voorstel om de BTW op energie te doen dalen van 21% naar 6%. Onder andere KWB, PVDA, ACV en ABVV spraken zich hiervoor uit. BBL en Groen daarentegen zijn erg kritisch voor de maatregel. Een BTW-verlaging is op geen enkele manier een ecologische maatregel, stellen ze, en dat klopt natuurlijk. De tegenstanders menen ook dat hij niet sociaal is, omdat ook beter begoeden ervan genieten, en de beperkte overheidsmiddelen beter gebruikt kunnen worden voor projecten die sociaal en ecologisch effectiever zijn.
Misschien zou deze BTW-verlaging op zich geen prioriteit moeten zijn voor de linkerzijde. Maar gezien het debat woedt, tot op het hoogste politieke niveau, word je uitgedaagd om een positie in te nemen. En ik vind eigenlijk geen democratische of morele argumenten waarom de BTW op energie zo hoog zou moeten zijn.
Energie, een basisrecht
Het belangrijkste argument van de voorstanders van de BTW-verlaging is dat energie een basisrecht moet zijn. Zeker in een tijdperk van toenemende energiearmoede (en misschien zelfs energieschaarste in de toekomst) wordt het recht op energie een cruciale democratische eis.
We weten natuurlijk dat de prijs veel meer bepaald wordt door de schurkenstreken van energiebedrijven dan door belastingen van de overheid. Maar van bedrijven weten we dat ze hun eigenbelang nastreven. Ze vertegenwoordigen niemand, en hebben op zich geen democratische legitimiteit. Dat is de reden waarom hun macht en invloed van de maatschappij beperkt moet worden.
Van een overheid verwachten we meer, zeker in een democratische maatschappij. We verwachten dat die de strijd aanbindt met de energiebedrijven die de prijzen opdrijven, maar we verwachten ook dat hij onze basisrechten erkent en verdedigt. Een overheid die evenveel BTW heft op energie als op kaviaar zegt eigenlijk dat ze niet erkent dat energie een recht is. Het gaat hier om een symbool, want – opnieuw – de prijs wordt veel meer bepaald door de manipulaties van energiebedrijven dan door belastingen. Maar in de politiek zijn symbolen belangrijk. Wie vindt dat het tarief van 21% gehandhaafd moet worden, suggereert eigenlijk dat onze maatschappij niet moet erkennen dat energie een basisrecht is.
Dat op energie zo’n hoog tarief wordt geheven, roept opmerkelijk veel verontwaardiging op, vooral in volkse middens (daarvan getuigt het succes van de petitie voor de BTW-verlaging). Die verontwaardiging heeft niet zozeer te maken met het feit dat de energieprijs zoveel hoger wordt door dat BTW-tarief, maar wel met het feit dat onze ‘democratische’ overheid hiermee symbolisch geen erkenning geeft aan het feit dat veel mensen ernstige energienoden hebben en dat energie een recht zou moeten zijn.
Over de hoge prijzen van andere producten (de hoge telefoontarieven bijvoorbeeld) bestaat veel minder verontwaardiging. Dat duidt op een specifieke democratische gevoeligheid: van onze overheid verwachten we beter dan van bedrijven. Dat betekent niet dat we geen strijd moeten voeren tegen die bedrijven. Maar die strijd verloopt altijd via de politiek, en daarom is het zo belangrijk dat tenminste die onze rechten erkent.
De sterkte van de campagne voor de 6% BTW is dat ze de kant kiest van het ‘volk’ of van burgers die ten aanzien van de overheid een basisrecht opeisen. In de mate ze de democratische en emancipatorische taal van het opeisen van rechten spreekt, is er eigenlijk heel weinig tegen in te brengen. Zie het als een uitdaging: wie vindt morele of democratische argumenten om 21% BTW op energie te heffen? Je kan stellen dat de rijken mee profiteren van deze maatregel, maar daarmee heb je nog geen rechtvaardiging van het 21% tarief gegeven.
Of nog anders: op welke andere manier dan via een prijzenpolitiek kan je als overheid het signaal geven dat je het recht op energie belangrijk vindt? Er zijn twee mogelijkheden: je legt eenzijdig een lage prijs op aan de energieproducenten (maar dat zal nog een serieuze strijd vergen) en/of je erkent dat energie een basisproduct is door een lage BTW te heffen.
Tegenkantingen
In haar respons geeft Sara Van Dyck van BBL twee centrale argumenten tegen de BTW-verlaging. Ten eerste stelt ze dat een lagere prijs voor elektriciteit leidt tot een hoger energieverbruik, en dus voor een hogere CO2uitstoot, terwijl we eerder voor energiebesparing zouden moeten kiezen. En ten tweede meent ze dat de beschikbare middelen beter ingezet zouden worden om bij ‘kwetsbare’ en ‘arme’ gezinnen energiebesparende maatregelen uit te voeren. Dat zijn bijzonder legitieme argumenten, en ik herken me volledig in de doelstellingen die hier worden nagestreefd. Maar ik verschil toch van mening in hoe een sociaal-ecologische politiek best zou worden ingevuld.
Sturing
Prijssignalen kunnen helpen om milieu-onvriendelijk gedrag te ontraden. Dat is een gedachte die binnen de grote milieu-organisaties heel sterk aanwezig is. Met de BTW-verlaging geef je het verkeerde prijssignaal, waardoor burgers precies meer milieu-onvriendelijk gedrag zullen stellen.
Met zo’n standpunt stelt een milieu-ngo zich niet aan de kant van burgers die een recht opeisen, maar wel aan de kant van het bestuur dat aan de hand van incentieven en prijsmanipulaties het gedrag van individuele consumenten wil corrigeren.
Aan de ene kant krijg je verlichte bestuurders die weten welk gedrag wenselijk is, en via prijsmanipulaties zoveel mogelijk van dat wenselijke gedrag willen produceren. Aan de andere kant krijg je individuen waarvan wordt verondersteld dat ze handelen zoals het van hen verwacht wordt door de liberale theorie: als de prijs stijgt, zullen ze hun vraag matigen, en omgekeerd. Dat er nauwelijks een individu aan die theorie beantwoordt (die eigenlijk vooral van toepassing is op het gedrag van bedrijven), doet hier niet eens zoveel ter zake.
Met Michel Foucault kunnen we dit zien als een typische vorm van liberale bestuurskunst (‘gouvernementalité’). Om het een beetje oneerbiedig uit te drukken, zou je het een vorm van liberale technocratie kunnen noemen.
Sociale correcties
Aan de andere kant stelt de BBL sociale correcties voor. Voor de armen, de uitgeslotenen en kwetsbaren zullen gerichte maatregelen genomen worden om hun energiefactuur te verlichten en hun levenskwaliteit te verbeteren. Dat is heel zinvol en er moeten zeker dergelijke maatregelen genomen worden. Maar, om het opnieuw een beetje oneerbiedig uit te drukken, in de kern gaat het hier om een vorm van sociaal paternalisme: degenen die het beter hebben, dragen met goede wil zorg voor degenen die uit de boot dreigen te vallen.
Om misverstanden te vermijden: ik deel volledig de ecologische en sociale motieven die achterliggend zijn aan deze argumenten. Maar mijn bescheiden opinie is dat we best op zoek gaan naar andere manieren om die sociaal-ecologische motieven politiek te vertalen.
Het zou best kunnen dat het beleid dat BBL voorstaat vrij goed ‘werkt’, en dat het in theorie resultaten kan afleveren, zowel ecologisch als qua armoedebestrijding. Het probleem is: de politiek gaat niet louter over wat ‘functioneert’ en wat niet. Het gaat ook over wat mobiliserend en begeesterend werkt, wat democratisch en emancipatorisch is of zo gezien wordt. Het gaat over hoe je actief sociale meerderheden op de been brengt om verandering (‘transitie’) te realiseren.
Het zou best kunnen dat de 6% BTW negatieve neveneffecten heeft, zoals het feit dat beter begoeden hiervan ook profiteren. Maar dan nog blijft het moeilijk als ecologist om op een geloofwaardige manier in de publieke sfeer positie in te nemen ten voordele van het 21% tarief.
Voor verdedigers van het 6%-tarief is het anderzijds natuurlijk essentieel om bijkomende maatregelen te eisen, die verder gaan (van prijzencontrole bij de bedrijven tot de democratisering van de energiesector als zodanig), en een betere sociale herverdeling realiseren.
Maar mijn hypothese blijft: als aan de ene kant een democratisch recht wordt opgeëist, terwijl aan de andere kant gepleit wordt voor liberale technocratie en sociaal paternalisme, dan is het debat in een democratische maatschappij bijna op voorhand beslecht. In onze huidige maatschappij halen democratische argumenten natuurlijk niet vaak de bovenhand. Maar dat soort argumenten wekt wel vaak veel meer emoties en begeestering op dan technocratische argumenten over de optimale prijssturing. Of om preciezer te zijn: het miskennen van wat mensen als een recht beschouwen, roept veel verontwaardiging op. En dat is ook het geval door de symbolische miskenning van het recht op energie door energie even zwaar te belasten als kaviaar.
Welke sociaal-ecologische politiek?
Je kan natuurlijk op zoek gaan naar het beste van de twee werelden, en een gedifferentieerde prijs verdedigen: een heel goedkoop basispakket energie dat voldoende is om bescheiden te leven, en hoge prijzen voor wie zijn spreekwoordelijk zwembad wil verwarmen. Op die manier erken je het basisrecht op energie, terwijl je tegelijk ecologische correcties aanbrengt. Maar spijtig genoeg blijkt dat belastingstechnisch bijzonder moeilijk te zijn. Gedifferentieerde tarieven kun je wellicht pas echt hanteren als het energiesysteem in publieke handen zit. We moeten dat zeker propageren, maar de krachtsverhoudingen zijn daar wellicht nog niet helemaal klaar voor.
Maar dat is misschien niet de essentie van het punt dat ik wil maken. Het BTW-debat is een symptoom van een breder debat, en legt in zekere zin de vinger op een zere wonde. Eigenlijk is ontzettend veel van het huidige milieubeleid gebaseerd op een combinatie van liberale technocratie en sociale correcties. Van de dure vuilniszakken, waarbij arme gezinnen een paar rollen gratis krijgen, tot zelfs emissiehandel, waarvan het Clean Development Mechanism officieel bedoeld is als hulp aan het zuiden (terwijl het in de praktijk natuurlijk helemaal anders uitdraait). Dat milieubeleid gaat vooral op zoek naar de optimale ‘beleidstechnieken’ (vaak van liberale signatuur) om het grootste milieu-resultaat te sorteren. En als er al een sociale dimensie aan is, gaat die meestal niet over het opeisen van universele en gelijke sociale rechten voor iedereen, maar over het bieden van steun aan de ‘armen’ en ‘kwetsbaren’.
Zo’n benadering brengt ons in een impasse. Ze appeleert heel weinig aan het democratisch of
rechtvaardigheidsgevoel dat burgers in beweging kan brengen (het sentiment van gelijkheid!)), en is daarom dikwijls niet in staat om het sociologisch plafond te doorbreken van de alternatieve middenklasse waaruit groene organisaties traditioneel rekruteren (ik denk overigens dat ikzelf ook deel uitmaak van die sociologische categorie). Misschien ga ik hier kort door de bocht, maar die alternatieve middenklasse leent zich uiterst goed voor die benadering. Ze is vaak hoog geschoold, maar op de universiteit leer je vooral wat ‘werkt’, niet wat democratie is. Zelfs een politieke wetenschapper wordt vandaag vooral opgeleid tot overheidstechnocraat. De alternatieve middenklasse is daarnaast zeker ook ethisch bewogen en sociaal voelend, en wil dus graag iets doen voor wie uit de boot valt. Het resultaat is dikwijls een vorm van milieubeleid die heel vaak emancipatorisch noch democratiserend werkt.
Ten gronde is dat een deel van de verklaring van het anti-groene populisme, dat in bepaalde lagen van de bevolking (bijvoorbeeld arbeidersmilieus) aanwezig is. Heel veel van dat anti-groene populisme is ongetwijfeld onterecht en wordt opgepookt door de rechterzijde. Maar het heeft ook een reële grondslag: het onbehagen dat mensen voelen tegenover wat ik hier liberale technocratie en sociaal paternalisme heb genoemd.
Het kan nochtans anders. De beweging tegen de Lange Wapper in Antwerpen laat dit zien. Soms wordt beweerd dat het succes van die campagne te maken heeft met het feit dat het hier over een gezondheidsthema gaat, wat mensen sneller raakt. Dit klopt ongetwijfeld, maar slechts gedeeltelijk. Ik durf te veronderstellen dat die campagne er vooral in geslaagd is om de verontwaardiging te vertolken van grote groepen mensen omwille van het feit dat democratische rechten geschaad worden: het recht op propere lucht, en het recht om je stem te laten horen – een recht dat gefnuikt werd door een arrogante overheid die in alliantie met grote bedrijven haar plannen kost wat kost wilde doordrukken.
Dat is de uitdaging waarvoor we staan: een sociaal-ecologische politiek ontwikkelen die wars staat van liberale technocratie en sociaal paternalisme, maar aansluiting kan vinden bij de legitieme democratische en rechtvaardigheidsgevoelens van democratisch ingestelde burgers. Een politiek waarvan de sociale dimensie niet beperkt blijft tot sociale correcties voor specifieke ‘doelgroepen’, maar gericht is op het afdwingen van universele en gelijke sociale rechten. Dat is niet gemakkelijk, maar wel essentieel als we uit het sociologisch plafond willen breken waarin de milieubeweging vandaag al te vaak gevangen zit.
----------------
David Dessers:
Sociaal en ecologisch kies je beter voor energiebesparing en progressieve tarifering
Het zijn vandaag in de eerste plaats SP.A en Open Vld die binnen de regering de politieke dragers zijn van het voorstel om de btw op energie te verlagen van 21 naar 6%. De argumentatie van Open Vld luidt ongeveer als volgt: 1. Een btw-verlaging op energie geeft ademruimte aan de Belgische bedrijven en versterkt hun concurrentiepositie. 2. Door de btw te verlagen zal de gezondheidsindex in 2014 niet overschreden worden, wat goed nieuws is voor de loonlasten van de Belgische bedrijven.
Je zou het flauw kunnen noemen om op een linkse website meteen naar de liberale argumenten ten voordele van een btw-verlaging te verwijzen, maar deze argumenten tonen al voor een groot stuk aan waarom het voorstel van een lineaire btw-verlaging rammelt: in tegenstelling tot wat nogal wat linkse rakkers vandaag beweren, is een btw-verlaging helemaal geen antineoliberale maatregel, wel haast integendeel. Je verlaagt de taksen, terwijl je de markt ongemoeid laat. Je zou er dan ook vanuit kunnen gaan dat de grootste supporters van een btw-verlaging op energie te vinden zullen zijn in de headquarters van de energiemultinationals: de consumentenprijs van hun producten zal er immers door dalen, de verkoop zal daardoor stijgen en zij zullen er geen eurocent aan verliezen, integendeel, ze zien hun winsten dus omhoog gaan.
Energie een basisrecht door een btw-verlaging?
De voorstanders van de btw-verlaging beweren echter dat de linkerzijde deze maatregel moet verdedigen, omdat energie een basisrecht, of toch op zijn minst een basisproduct zou moeten zijn. Wat dat eerste betreft, snap ik er eigenlijk niet zo veel van. Het is toch niet omdat je de btw verlaagt van 21 naar 6% dat energie plots een basisrecht zou worden. De schande van Electrabel is net dat het bedrijf goedkoop energie weet op te wekken via afgeschreven kerncentrales en die energie duur verkoopt. Die verlaagde btw gaat dat een heel klein beetje corrigeren maar gaat fundamenteel het probleem van de hoge prijzen niet oplossen.
Je zou dan kunnen zeggen dat het om 6% btw moet gaan omdat energie dus een basisproduct zou moeten zijn. Maar ook dat is niet eenduidig: energie kan zowel een basisproduct als een luxeproduct zijn. Zo belangrijk het is dat je aan alle mensen een basispakket energie kan garanderen, wat mij betreft aan een lage prijs of gratis en zonder het risico om afgesloten te worden, net zo belangrijk is het ook dat je in tijden van om zich heen slaande klimaatverandering buitensporig luxeverbruik en ondoordachte verspilling belast en vermijdt. Dat iedereen recht moet hebben op een basispakket aan energie, daar kan ik het alvast volmondig mee eens zijn.
Wie wint vooral bij een btw-verlaging?
Is de maatregel sociaal onrechtvaardig? Energie-armoede is een wijdverbreid probleem en elke intentie om aan dat probleem iets te doen, is welkom. Maar helpt een btw-verlaging op energie dat probleem de wereld uit? Het is maar de vraag. Mensen die gedropt worden door hun energie-leverancier, komen terecht bij de netbeheerder (Eandis). Zij betalen daar hoe dan ook 10 tot 15% meer dan op de vrije markt. De achterliggende gedachte daarvan is dat deze mensen zo snel mogelijk de weg naar de markt moeten terugvinden en dat de markt dus aantrekkelijker moet blijven. Wie blijft hangen bij de netbeheerder, maar ook daar in de problemen komt, eindigt vaak met budgetmeters voor elektriciteit en gas. Door het prepaid systeem van zo’n meters, lijkt energie nog een stuk duurder dan via gangbare facturen. Je betaalt immers op het moment dat je verbruikt, terwijl je bij een gewoon contract bijvoorbeeld een heel jaar lang tussentijdse facturen voor gas ontvangt.
Waar willen we naartoe? De mensen die in de meest precaire situaties verkeren, hebben reeds af te rekenen met hogere tarieven en een hoop onrechtvaardigheden... Het is maar de vraag in hoeverre zij het effect van een btw-verlaging echt zullen voelen. Nu, ook voor gemiddelde gezinnen weegt de energiefactuur natuurlijk stevig door. Simulaties tonen aan dat voor een gemiddeld gezin met twee kinderen een btw-verlaging een besparing van 6 tot 7 euro per maand met zich mee zou brengen. Ik wil ze wel hoor, daar niet van. Voor kleine verbruikers zou het neerkomen op een besparing van 3 tot 4 euro per maand. Daar staat wel tegenover dat deze verlaging zou leiden tot een vertraging van de index, waardoor de lonen ook minder snel zouden stijgen. Groen noemt dit een vestzak-broekzakoperatie voor de gezinnen. Uiteraard kan je er daarnaast niet buiten dat grootverbruikers en bedrijven het meest zouden profiteren van een dergelijke btw-verlaging.
De energie die je niet verbruikt is het goedkoopst
Daarom klopt het volgens mij wel dat mensen met kleine inkomens, die vaak ook in slecht geisoleerde huizen wonen, beter af zouden zijn met energiebesparende maatregelen dan met een btw-verlaging. Dergelijke maatregelen zouden een veel duidelijker effect hebben op het verbruik en dus ook op de factuur. In Leuven heb je de sociale woonwijk Schorenshof. Het is een schoolvoorbeeld van hoe het niet moet: honderden sociale appartementen, elektrisch verwarmd en zo lek als een zeef. Er is niets paternalistisch aan om te eisen dat de overheid nu onmiddellijk een plan opstelt om dergelijke wantoestanden ongedaan te maken, eerder dan ze met een kluitje van een btw-verlaging in het riet te sturen. Je zou kunnen zeggen dat de overheid dan misschien beide zou moeten doen. Maar ook aan een btw-verlaging hangt een enorm prijskaartje voor de overheid. Strategisch kan je je actiepunten dus maar beter goed uitkiezen.
Meer fundamenteel volg ik eerder het voorstel van de progressieve tarifering. Climaxi neemt het er al langer voor op en ook BBL en Groen trekken inderdaad die kaart. Vandaag werkt de energiesector als een soort van (slechte) markt en verloopt ook de tarifering volgens een marktlogica: hoe meer je koopt, hoe relatief goedkoper energie wordt. Grote verbruikers betalen dus relatief het minst voor hun energie. Dat zou je moeten omkeren. Hoe minder je verbruikt, hoe minder je per kWh betaalt. Dat zou een voordeel opleveren voor 75% van de gezinnen maar bovendien een stevige beloning inhouden voor mensen die hun energieverbruik doen dalen.
Sociale organisaties deden reeds voorstellen over de omvang van een basispakket aan energie per persoon.
Zorg ervoor dat dit basispakket goedkoop beschikbaar is, en dat je vervolgens de prijzen progressief laat stijgen. Een progressieve tarifering combineert de roep naar betaalbare energie en de ecologische imperatief om verspilling tegen te gaan.
Een groene toets
Matthias heeft het over symboolpolitiek en het belang daarvan vandaag. Natuurlijk zijn symbolen belangrijk maar laten we er ons niet toe beperken, op een moment dat de toestand op de Filipijnen nogmaals aantoont tot welke rampen de klimaatverandering vandaag kan leiden. De Franse linkse politicus Jean-Luc Mélenchon heeft het over ‘la règle verte’, een soort groene toets, waaraan je elk voorstel dat je vandaag lanceert, onderwerpt. De noodzaak om de maat van de aarde te respecteren is vandaag zo groot, dat zo’n groene toets een uiterst interessant idee lijkt , zeker binnen een linkerzijde die nooit overdreven veel ecologisch bewustzijn heeft ten toon gespreid. Een lineaire btw-verlaging op energie –op alle verbruik- doorstaat die toets niet.
Tot slot wil ik nog graag duidelijk stellen dat we van die btw-verlaging best geen te grote twistappel maken. Het is duidelijk dat de PVDA of het ABVV een btw-verlaging zien binnen een pakket van maatregelen en hervormingen, waar ik me vaak wel in herken. Het is dus belangrijker dat progressieve sociale en ecologische organisaties met elkaar in debat treden en hun gezamenlijke doelstellingen trachten te vertalen in gemeenschappelijke voorstellen: de klimaatverandering en de milieuvervuiling een halt toeroepen en werk maken van een egalitaire en democratische samenleving waarin basisrechten voor ieder gegarandeerd en verdedigd worden.