Kan de groene economie de klimaatswijziging stoppen?

Vanaf deze week ligt ‘De mythe van de groene economie’ in de boekhandel, het nieuwste boek van  Anneleen Kenis en Matthias Lievens. In de loop van december en januari trekken de auteurs op tournee met het boek. Het boek ontrafelt wat de auteurs  “de mythe van de groene economie” noemen,  in al haar dimensies:van emissiehandel tot duurzaam consumeren, van bevolkingscontrole tot technologisch optimisme. Maar het tekent ook een aantal krachtlijnen uit voor een alternatief. De transitie naar een duurzame toekomst kan niet zonder diepgaande maatschappijverandering, stellen de auteurs. En zo'n verandering vraagt precies meer sociale

gelijkheid, meer democratie en minder markt.  Als smaakmaker publiceren we hier graag een artikel van Matthias Lievens over de groene economie.

‘De uitdagingen voor de planeet op het vlak van duurzaamheid zijn buitengewoon en zonder voorgaande’, stelt Al Gore in een artikel in de Wall Street Journal.1 Hij is duidelijk vanwaar hij de oplossing ziet komen: volgens hem zijn de zakenwereld en kapitaalmarkten het best geplaatst om het probleem aan te pakken. We moeten terug naar de principes, stelt hij: ‘we hebben een meer lange-termijngerichte en verantwoordelijke vorm van kapitalisme nodig. We moeten een duurzaam kapitalisme ontwikkelen.’ Al Gore heeft verdiensten en dit is er één van: hij noemt het kind tenminste bij naam. Tal van rapporten zijn volgeschreven over de ‘groene economie’, en heel wat partijen en NGO’s hebben die notie opgepikt. Al Gore zegt tenminste waarop het staat: het gaat om duurzaam of groen ‘kapitalisme’.

‘Bedrijven nemen de leiding om groene strategieën uit te werken voor de Rio conferentie over duurzaamheid’, kopte de Financial Times begin juni.2 Al sinds de jaren 1980 zijn er bedrijven die koketteren met groene investeringen. Maar nu is iets anders aan het gebeuren, schrijft de zakenkrant. Een reeks grote bedrijven trekt serieuze sommen uit voor de ontwikkeling van groene strategieën. De regeringen nemen onvoldoende de leiding: ‘dat is een unieke opportuniteit voor bedrijjven om die verantwoordelijkheid op zich te nemen en oplossingen te leveren’, stelt Paul Polman van Unilever. Eén van de grootste niet-gouvernmentele groepen tijdens de Rio-conferentie in juni 2012 is die van managers en bedrijfsleiders. Heel wat milieu-NGO’s en zelfs groene partijen springen intussen op de kar. Eindelijk zien ze hun kans om ‘mainstream’ te worden. Bedrijven zijn niet meer de vijanden, maar bondgenoten, die daarenboven massa’s geld ter beschikking hebben. Maar wat moeten we daar nu van denken? Is de groene economie of het groene kapitalisme inderdaad de weg vooruit om de klimaatswijziging te stoppen?

Er bestaan heel wat verschillende schema’s om de markteconomie te vergroenen. Denk maar aan de vele verschillende invullingen die het begrip Green New Deal intussen kreeg: van de GND light tot de GND extra large. Maar heel veel modellen bevatten toch min of meer dezelfde ingrediënten. We zetten er hier een aantal op een rijtje.

  1. Corrigeer de prijzen

Waarom is het ‘huidige’ kapitalisme zo ecologisch destructief? Groene economen stellen dat de hoofdoorzaak ligt bij het feit dat milieuvriendelijke opties vandaag duurder zijn dan ecologisch destructieve. Energie op basis van fossiele brandstoffen is goedkoper dan hernieuwbare energie, het vliegtuig nemen is goedkoper dan de trein, de groenten in de biowinkel zijn vaak duurder dan die in de conventionele supermarkt. Nochtans is de echte maatschappelijke en ecologische kostprijs van onduurzame producten veel hoger, maar bedrijven weten die kost vaak af te wentelen op de natuur of de maatschappij. Deze redenering houdt natuurlijk steek. Maar als het gaat over de ‘oplossingen’ die daarvoor naar voren worden geschoven, schuilt er vaak een addertje onder het gras. Al Gore concludeert: ‘we moeten externaliteiten internaliseren, te beginnen met een prijs op koolstof’ (CO2).

Dat kan je doen door een belasting te heffen op CO2-uitstoot. Maar dat is niet zo evident: hoe ga je ervoor zorgen dat die belasting de vervuiler treft, en niet de gewone consument? Grote energiebedrijven zoals Electrabel deinzen er niet voor terug om de kost helemaal af te wentelen op de consument. Heel veel milieumaatregelen hebben vandaag een asociaal effect. Denk maar aan de toename van de energiefactuur van tal van burgers om de subsidies voor zonnepanelen te bekostigen. Wie zal de factuur betalen van de CO2-taks?

Bovendien is er ook een meer fundamenteel probleem met het invoeren van een CO2-prijs. Hoe hoog moet die prijs zijn om voldoende effect te hebben? Volgens het IPCC moet de concentratie van broeikasgassen in de atmosfeer beperkt blijven tot 445 tot 490 ppm CO2eq. Om die doelstelling te halen, moet de uitstoot snel en scherp dalen. Dat betekent dat de koolstofprijs behoorlijk hoog moet zijn. Maar kan dat zonder de economie in gevaar te brengen? De invoering van zo’n hoge koolstofprijs  kan immers serieuze schokken en recessies veroorzaken. Nicholas Stern, die in opdracht van de Britse regering een belangrijk rapport schreef over de economische aspecten van klimaatverandering, geeft het met zoveel woorden toe. ‘De paden die erg snelle emissiedalingen veronderstellen, zijn wellicht economisch niet leefbaar’  zo stelt hij.3 Een graduele, marktgestuurde transitie naar een koolstofarme economie is dus niet zo gemakkelijk te realiseren. Tenzij je natuurlijk geen rekening houdt met de cijfers van het IPCC, en dat is wat Stern doet. Hij mikt op een concentratie van 550 ppm,  want ‘het is moeilijk om emissiedalingen te verzekeren van meer dan 1% per jaar behalve in gevallen van recessie’.4 In een groen-kapitalistische logica  lijken we te moeten kiezen: ofwel vecht je tegen klimaatverandering, maar dan heb je economische crisis, ofwel houd je vast aan een ‘gezonde’ markteconomie, maar dat dreigt onvoldoende te zijn om klimaatverandering tegen te gaan.

  1. Creëer nieuwe markten

Stel dat een CO2-belasting geheven zou worden, dan is het natuurlijk de overheid die deze oplegt. Neoliberalen houden daar uiteraard niet van. Ze hebben dan ook een vernuftig systeem uitgewerkt om een prijs te zetten op CO2 dat via de markt kan verlopen: emissiehandel. In dat systeem krijgen bedrijven een bepaalde hoeveelheid uitstootrechten. Wanneer ze minder uitstoten dan voorzien, kunnen ze die rechten verkopen op speciale internationale markten en beurzen, in het andere geval moeten ze extra rechten opkopen. Op die manier zouden bedrijven gestimuleerd worden om hun uitstoot te verminderen. Ze kunnen er echter ook voor kiezen verder uit te stoten, en hun uitstoot te ‘compenseren’ door ‘groene’ projecten in het zuiden te steunen (dat is het zogenaamde Clean Development Mechanism, CDM).

Emissiehandel is een enorm complex systeem, waar steeds meer kritische kanttekeningen bij worden geplaatst.

Image removed.Image removed.Image removed. Waarom krijgen bedrijven, de feitelijke vervuilers, de emissierechten, en bijvoorbeeld niet gewoon alle burgers? Je zou een systeem kunnen organiseren waarbij bedrijven die CO2 willen kunnen uitstoten eerst de nodige emissierechten van burgers moeten opkopen. Zoals het systeem vandaag georganiseerd is, is het niet meer ‘de vervuiler betaalt’, maar ‘de vervuiler verdient’!

Image removed.Image removed.Image removed.Waarom krijgen bedrijven die emissierechten meestal gratis?

Kun je alle emissies zomaar gelijk stellen, bijvoorbeeld die van een staalfabriek en die van een ziekenhuis? Moeten er geen maatschappelijke prioriteiten gesteld worden?

Image removed.Image removed.Image removed. Kun je de uitstoot van een staalfabriek in België wel compenseren door in Nigeria extra bomen aan te planten? Wat gebeurt er met die bomen binnen twintig jaar? En is het wel sociaal rechtvaardig om in het zuiden grond in te palmen voor bomen, om in het noorden de economische machine verder te doen draaien? Dreigen er zo geen vormen van neokolonialisme te ontstaan?

Image removed.Image removed.Image removed. De verdeling van emissiesrechten over bedrijven en sectoren staat sterk onder druk van lobbyisten. Daardoor konden een aantal multinationals zoals ArcelorMittal flinke winsten maken via de verkoop van hun overtollige emissierechten, terwijl universiteiten en ziekenhuizen er te kort hadden.

Image removed.Image removed.Image removed. Leidt emissiehandel niet tot een soort van privatisering van de lucht? Vervuiling wordt een soort recht dat

je privaat kan bezitten en zelfs kan verhandelen.

Image removed.Image removed.Image removed. Is er niet het risico dat de emissierechten de nieuwe ‘subprimes’ worden, die aan de basis lagen van de recente financiële crisis? Op emissierechten wordt gespeculeerd op beurzen, er worden allerlei financiële producten ontwikkeld zoals futures en options. Wat zal er gebeuren als ook op de emissiehandelsmarkten de crisis uitbreekt?

  1. Zet in op technologie

Voorstanders van een groen kapitalisme willen eigenlijk verandering realiseren door tegelijk zo weinig mogelijk te veranderen. De basisparameters van de huidige maatschappij moeten intact blijven. De transitie naar een duurzame samenleving moet dus volledig via de markt gebeuren, en er mag zeker niet geraakt worden aan de privé-eigendom. Maar als je de maatschappelijke structuren niet mag veranderen, moet je natuurlijk elders gaan ingrijpen. Dat is wat veel versies van het groene kapitalisme trachten te doen: ze mikken op technologische verandering, het bijsturen van individueel (consumptie-)gedrag, en de beperking van het aantal mensen op de planeet (de strijd tegen wat ‘overbevolking’ wordt genoemd).

De standpunten die worden ingenomen door The Economist spreken boekdelen. Voer een koolstoftaks in en zet in op geo-engineering: dat is wat het lijfblad van de Londense City keer op keer benadrukt. Wat tot voor kort absurd leek, wint nu aan geloofwaardigheid: grootschalige technische operaties waardoor de zonnestralen en de koolstofconcentraties in de atmosfeer ‘gemanaged’ worden. Voorbeelden zijn  het in de lucht schieten van aerosols, het witter maken van wolken met zeewater en allerlei chemicaliën, of zelfs het aanbrengen van grote spiegels in de ruimte. Nog los van de vraag of deze technische fantasieën ooit realiseerbaar zijn, is het probleem dat deze vormen van  ‘zonnestralingsmanagement’ natuurlijk de grondoorzaken van de klimaatverandering helemaal niet aanpakken: de groei- en winsteconomie.

Samenwerking

Om het kapitalisme te vergroenen, wordt ingezet op ‘samenwerking’. Dat is de nieuwe mantra: regeringen, NGO’s en bedrijven moeten samenzitten om aan oplossingen te werken. Governance komt in de plaats van de klassieke democratie, publiek-private samenwerking is de orde van de dag. Contestatie en protest wordt naar het verdomhoekje verwezen, vermits dit  voor verdeeldheid zou zorgen, net nu we met vereende krachten moeten samenwerken tegen de gemeenschappelijke vijand: de CO2!5 NGO’s zoals WWF gaan intussen in zee met grote multinationals. De overheid moet niet meer reguleren: bedrijven stellen voor zichzelf te reguleren, en samen met NGO’s ontwikkelen ze allerlei labels voor ‘duurzame’ producten, zodat de consument een ‘bewuste keuze’ kan maken. Heel vaak zijn die labels erg mager, en mispraktijken komen steeds meer aan het daglicht.

Laat de (illusoire) ‘soevereiniteit’ van de consument maar spelen, die zal de bedrijven er wel toe brengen te gaan voor ‘groen’! Maar daarvoor moet de consument natuurlijk wel eerst zelf nog bijgestuurd worden. Klassieke reclametechnieken worden ingezet, nu in naam van het groene ideaal. Wie ‘ethisch’ consumeert, krijgt een goed geweten, terwijl de economische machine verder maalt, en de uitstoot van broeikasgassen records bereikt.

Alternatief?

Bij gebrek aan beter, gaan heel wat mensen mee met het verhaal van de ‘groene economie’. En er zijn zeker positieve aspecten aan bepaalde invullingen daarvan. De oorspronkelijke Green New Deal bijvoorbeeld bevat heel wat sociaal rechtvaardige of herverdelende maatregelen. Maar het is een illusie om te denken dat een ‘groen kapitalisme’ de ecologische crisis zal indammen. Want wat is uiteindelijk de grondoorzaak van die crisis? Dat is de ongebreidelde groeieconomie, die enkel rekent in termen van kwantitatieve winst op korte termijn. De vergroening van het kapitalisme dreigt dat systeem te versterken in plaats van het te verzwakken: ze leidt tot de creatie van nieuwe markten die voorheen niet bestonden (emissiehandel), tot de privatisering van wat voorheen nog gemeengoed was, tot nieuwe vormen van speculatie, tot een toename van de ongelijkheid en de versterking van bestaande machtsconcentraties. Hoe zinvol sommige specifieke maatregelen of initiatieven ook kunnen zijn, het groene kapitalisme dreigt op zijn eigen limieten te botsen. Zelfs het meest groene kapitalisme moet voortdurend groeien, en elke economische groei heeft een materiële, ecologische component. Als je de groei niet aan banden legt, kan je de ecologische crisis nooit keren.

Toch  zijn er alternatieve pistes, die kiezen voor gemeengoed of commons in plaats van privatisering, voor publieke, democratische controle in plaats van alles via de markt te laten verlopen, en die inzetten op meer in plaats van minder sociale rechtvaardigheid, gelijkheid en democratie. Heel wat radicale klimaatbewegingen overal ter wereld komen op voor dergelijke alternatieven. System change, not climate change: het zou de evidentie zelve moeten zijn.

 

Voetnoten

  1. Al Gore en David Blood, We Need Sustainable Capitalism: Nature does not do bailouts, Wall Street Journal, 5 november 2008.
  2. Pilita Clark, Capitalist Conservationists, Financial Times, 5 juni 201
  3. Stern Review Report on the Economics  of Climate Change, p. 231
  4. Stern Review Report on the Economics of Climate Change, p. 20
  5. Cf. Swyngedouw, E. "Impossible “Sustainability” and the Postpolitical Condition." In The SustainableDevelopment Paradox, edited by Rob Krueger and David Gibbs. London: The Guilford Press, 2007.