COP28: een nieuw fossiel verdienmodel
Nu de klimaattop eventjes achter de rug is en de mediarook wat is gaan liggen, lijkt het moment aangebroken om te bekijken wat de top, met haar 80 000 deelnemers, heeft bereikt. Uit de diversiteit aan commentaren tijdens de top en achteraf lijkt het wel alsof COP 28 een soort Rorsachtest was, waarin iedereen vooral ziet wat er reeds in de eigen mindset zit. Zo vindt EU- commissievoorzitster Ursula von der Leyen de vermelding van een transitie weg van fossiele brandstoffen al een krachtige hefboom. Anderen, zoals het collectief van kleine eilandstaten vinden dit ondermaats. Dit zou de normale gang van zaken kunnen genoemd worden in het trage gangetje van de complexe internationale diplomatie dat dient om allerlei evenwichten te pogen in balans te brengen. De vraag is of dit slakkengangetje te verzoenen valt met de steeds versnellende klimaatcrisis. Een blik weg van de retoriek richting cijfers kan ons misschien helpen een nuchtere analyse te maken.
“Hoewel we de bladzijde van het tijdperk van de fossiele brandstoffen niet hebben omgekeerd in Dubai, is het begin van het einde nu ingezet. Nu moeten alle landen deze beloftes omzetten in oplossingen in de echte economie.” stelde Chief Executive Climate Change van de VN Simon Stiell op het einde van klimaatconferentie. Dit ging over het bereikte compromis waarover zoveel te doen was: ‘de transitie weg van (unabated) fossiele brandstoffen’ dat in de eindtekst kwam. Het lijkt een symbool van de vervreemding tussen wetenschap en politiek. Het heeft 28 klimaatconferenties geduurd om een wetenschappelijk vaststaand gegeven, dat de klimaatverandering veroorzaakt wordt door de uitstoot van fossiele brandstoffen, voor het eerst in de tekst te krijgen. Maar zelfs dat valt te nuanceren. Want de stelling dat fossiele brandstoffen deel uitmaken van de oplossing werd verankerd in het vermelden van de term ‘unabated’. Namelijk fossiele brandstoffen waarvan CO² wordt afgevangen zouden wel blijven kunnen deel uitmaken van de toekomstige energiemix. Hiermee lijken de fossiele belangengroepen een nieuwe strategie van vertraging te hebben omarmd: de hoop op een technologische oplossing als motivatie om verder fossiele brandstoffen op te pompen.
Toch lijkt die Carbon Capture and Storage (CCS) niet meer te zijn dan een misleidende luchtspiegeling volgens het International Insitute for Sustainable Development (ISD). Wereldwijd zijn er op dit moment slechts zo’n 30-tal commerciële CCS-projecten. Die vangen samen zo’n 42,5 megaton CO² per jaar af. Dat is heel wat minder dan de door het Internationaal Energieagentschap voorspelde 300 megaton tegen 2020 en ook slechts 0,2 procent van de benodigde hoeveelheid. De meeste CCS-bedrijven, zo’n 160, gingen bovendien doorheen de jaren failliet. Het Internationaal Klimaatpanel (IPCC) stelt dat scenario’s met 3,8 gigaton per jaar tegen 2050 onrealistisch zijn. Toch rekenen veel modellen op 10 gigaton per jaar. Ook zou er minder geologische opslagcapaciteit zijn dan gedacht. Bovendien blijkt CCS de duurste optie om CO² in de lucht verminderen en investeert de fossiele sector er nauwelijks zelf in, schuift ze de rekeningen door naar de overheden. Daarnaast lijkt CCS in veel gevallen meer CO² te veroorzaken dan het doet afnemen. ISD besluit dan ook: “Energie uit fossiele brandstof met CCS is ‘outcompeted’ door hernieuwbare energie. CCS in de fossiele brandstofsector wordt alleen maar voorgesteld als een pad voor de verdere uitbreiding van fossiele brandstofproductie te kunnen dienen.” Het lijkt er kortom op dat de fossiele sector een belangrijke levenslijn voor haar verdienmodel heeft binnengesluisd in de publieke erkenning van iets wat au fond fake news is.
Naast de vage formulering en het binnensluipen van de term “unabated” komt er dankzij COP wel wat wind in de zeilen van het debat rond de subsidies van fossiele brandstoffen. Die zouden wereldwijd 7,1 biljoen euro bedragen, of zo’n 7% van het wereldwijde Bruto Nationaal Product (BNP). In ons land gaat het om minimum 13 miljard euro.
Een tweede financieel dossier dat op de top kwam was het ‘loss and damage’-fonds ter compensatie voor landen die schade ondervinden van de klimaatverandering, meestal landen die zelf weinig hebben bijgedragen aan die klimaatverandering. Reeds op de vorige COP was er beslist tot de oprichting van zo’n fonds maar de middelen die benodigd waren om het fonds ook effectief te spijzen bleven achterwege. Na een strategische demarche van Saudi-Arabië kwamen verschillende landen toch met geld over de brug, in totaal zo’n 700 miljoen euro. Ter info: sommige schattingen spreken van zo’n 400 miljard euro schade per jaar voor ontwikkelingslanden. Justsecurity vergeleek de 700 miljoen euro dan ook met het blussen van een grote natuurbrand met een tuinslang.
De klimaattransitie zelf wordt nog een heel stuk duurder ingeschat. Investeringsbank Barclays schatte dat de totale klimaattransitie tegen 2050 kan oplopen tot 300 biljoen euro. In een tijd waar de overheden na jarenlange besparingsoperaties, budgettaire strengheid en neo-liberaal beleid nauwelijks nog financiële investeringsmogelijkheden lijken te hebben wordt voor die centen gekeken naar privékapitaal. Hierbij zouden pensioenfondsen of kapitaalsbeheerders als Blackrock de klimaattransitie financieren. De overheden zouden binnen dit model, de Wall Street Consensus genaamd, vooral het kapitaal moeten 'derisken' en rendabeler maken. Kortom het gebruikelijke schema van het privatiseren van winsten en het socialiseren van risico en schuld. In een context waarbij heel wat landen kreunen onder ondraaglijke schulden en kunstmatig in leven worden gehouden door de Wereldbank, lijkt het er op dat die investeringen vooral zullen gebeuren in bepaalde rendabele contexten. Econoom Dirk Bezemer stelde in de Groene Amsterdammer dat dat niet alleen dreigt de ongelijkheid tussen arm en rijk te versterken maar dat het overlaten aan de markt van deze investeringen dreigt te maken dat de meest winstgevende keuzes gemaakt worden, niet de meest noodzakelijke.
In het hart van deze COP stond de zogenaamde Global Stocktake centraal, een overeenkomst die besloten lag in het Akkoord van Parijs en die de landen verplicht een stand van zaken op te maken over de mate waarin de engagementen die ze toen maakten in de praktijk zijn uitgevoerd. In de aanloop naar de COP werden de studies afgerond die op de COP gepresenteerd werden. Het wekte weinig verbazing dat er in de acht jaar sinds Parijs er een grote kloof gaapt tussen de beloftes en de werkelijkheid. Ondanks vorderingen wordt het zeer snel bijna onmogelijk om de doelstelling van Parijs, 1,5°C, te halen. Dat maakt dat er, in tegenstelling tot wat sommigen die voor een pauzeknop pleiten beweren, er nog een versnelling zal moeten komen om de kloof tussen de beloofde vermindering in uitstoot en de reële vermindering (zo’n 16 gigaton verschil tussen beide om binnen de 2°C-opwarming te blijven) in te halen. De bedoeling is nu dat alle individuele landen de conclusies van de Global Stocktake meenemen en hun nationale plannen aanpassen. Dat betekent dat voor heel wat landen, ook het onze, er een versnelling zal moeten komen in de klimaatmaatregelen om een uitstootreductie van 43% tegen 2030 te behalen. Hoe langer daarmee gewacht wordt, hoe groter de kloof tussen doelstelling en realiteit zal worden.
De vraag is echter hoe realistisch het binnen de huidige politieke context is om nog extra in te zetten op bijkomende maatregelen. De enige optie lijkt te zijn dat middenveld, wetenschappers en actievoerders nog radicaler het venster verschuiven en zo de politiek in beweging krijgen, door allerlei acties en het bestoken van het maatschappelijke debat. In die zin kan een van de belangrijkste resultaten van de COP 28 zijn dat er wat objectieve munitie gegeven wordt aan de klimaatbeweging om de politieke strijd te verhevigen.
Sammy Roelant