Climaxi bezoekt visserij in Hastings
Climaxi stak het kanaal over. We gingen naar de ‘Tourfish’ conferentie in Hastings. Een aantal projecten stelde zich daar voor. Ze werken allen rond duurzaam toerisme en de relatie met visserij: lokale producten serveren aan toeristen, een stad aantrekkelijk maken, visserijwijken opwaarderen zonder ze te slopen…
Een honderdtal Fransen, Nederlanders en Belgen bogen zich over de kwestie. En daar zaten best wel boeiende dingen tussen. De Engelsen staan tamelijk ver in het ontwerpen van promotiemiddelen die lokale producten in het zonnetje zetten. Via websites als localcatch toont men welke vissoorten waar aangeland worden, wie ze verkoopt, welke restaurants er mee
werken etc. In Frankrijk ontstond een initiatief waarbij bezoekers van grote zeeaquaria (Nausicaa vb.) aangezet worden tot ecologisch verantwoorde lokale consumptie. Culinaire chefs introduceren zeewieren en algen. Op allerhande visserijfestivalletjes wordt vis gepromoot als lokaal én verantwoord product. Kooklessen zijn in de mode en educatieve ateliers zetten het allemaal nog eens extra in de verf. Europa geeft er met zijn Interregprogramma’s nog een duwtje aan.
Harold Goodwin van de universiteit van Manchester zegt dat het de overheden dikwijls aan consequentie ontbreekt om geloofwaardig over te komen naar inwoners en bezoekers. De man was de dag ervoor met zijn fototoestel aan de slag gegaan: “Veel overheden willen toeristen lokken door visserijfeesten en voedselmarkten maar ondertussen promoten ze ook agressief toerisme en vergiftigen ze visserijwijken met gigantische immobiliënprojecten. Lokale restaurants verkopen vis van de andere kant van de wereld. Het toerisme maakt zo gebruik van de vissers maar geeft hen geen meerwaarde.”
De Belgen stelde hun Vlaams Huis van de Voeding (Roeselare) voor: ook daar zien tal van workshops (vb. voor kinderen) het licht. Via het Fish & Chips project worden lokale producenten met mekaar in contact gebracht. Het VLIZ (Vlaams Instituut voor de Zee) inventariseert alle beleidsmaatregelen en statistieken in de drie landen in zijn GIFS-project.
België geeft de indruk iets achter te lopen in de promotie van zijn streekproducten. Of heeft het enigszins moeilijk om zijn visserij in de dynamiek die rond lokale producten ontstaan is een plaats te geven. Dat is een beetje logisch: we hebben nauwelijks nog tien kustvaarders die hier voor de deur vissen. De meesten gaan het verder zoeken en vissen in de Golf Van Biskaje, de Ierse Zee enz… Je kan dat nog nauwelijks streekproducten noemen. Al stelt die vraag zich ook rond andere zaken natuurlijk: is een Belgisch bier gebrouwen met Duits graan een streekproduct? Ecologisch bekeken zeker niet. Anderzijds missen wij Belgen dat stukje fierheid dat nodig is. Coördineren is onze sterkste kant niet: er zijn dan wel à l ‘Ostendaise (resto’s met speciale lokale vissoorten in Oostende), Vis van het Jaar (VLAM), Dag van de Garnaal (Nieuwpoort), Northseachefs en co maar het blijven teveel eenmalige prikken. De Belg eet gemiddeld slechts 10 % van de zelf gevangen vis op. De rest wordt uitgevoerd. Andersom worden er dan massa’s zalm, tonijn, pangasius, tilapia en andere ‘prutvis’ ingevoerd. Er is nood aan een volgehouden project, zegt ook visserijwaarnemer en journalist Nick Trachet: “We hebben een denktank nodig die het werk verder zet en ook op een vernieuwende manier rond visserij durft denken. Met het verheerlijken van oude technieken en gemeenschappen gaan we er niet komen.” De VLAM was overigens de grote afwezige op deze conferentie.
Voor Wim Versteden van Pintafish ontbrak de visserijgemeenschap: “We hebben interessante dingen gezien in mooie conferentiezalen met vertaling en alles erop en eraan, maar de lokale vissers hebben we niet gezien. Men had dit beter op het vissersstrand georganiseerd.”
Hastings
De vissers in het zuiden van Engeland hebben het in ieder geval minstens even moeilijk als hun Belgische collega’s. De prijzen liggen nog een stukje lager dan hier: 40 eurocent per kilo pladijs vb. Het gros van hen vaart uit met kleine boten van minder dan tien meter en keert dagelijks naar huis terug. Passieve vangmethodes zijn in. Zo is er een sterke traditie om kooien te zetten met een vrouwelijk kreeft, inktvis of krab in. De mannetjes komen er op af en raken de kooi niet meer uit.
Het ontbreekt de vissers evenwel aan quota, de licentie die zegt hoeveel je mag vangen. De Engelse regering besliste het gros daarvan uit te delen aan grote boten. De kleintjes, die 70 % van de vloot uitmaken, krijgen nog geen 5 procent. Paul Joy van de Hastings Fishermen’s Protection Society: “Als ik vijf kilo kabeljauw in mijn netjes heb tijdens het seizoen, heb ik dus al teveel. Overboord gooien is dan de enige oplossing. Die vis is dan dood. We voeren daar veel actie rond maar de repressie is navenant: na zo een acties word ik soms gevolgd door een helikopter van de zeemacht en staat de politie mij met een cordon op het strand op te wachten om te zien of ik geen visje teveel mee heb.”
Joy en de zijnen hebben wel een vrij sterke organisatie opgericht die veel mensen vertegenwoordigt en de visveiling in eigen handen heeft. Ze zijn niet afhankelijk van een privéfirma zoals de NV Visveiling in Vlaanderen. Niet iedereen is evenwel lid van de visveiling in Hastings. Sommigen vinden het een overbodige organisatie. “Of ze moeten niets hebben van onze controle op overbevissing en co” zegt Joy. Die vissers werken dan met opkopers die soms voor een prikje met de buit gaan lopen. Rechtstreekse verkoop, die in België vrijwel onmogelijk is, kan daar dus onder bepaalde vormen wél. In Nieuwpoort openden onlangs drie vissersvrouwen een winkel waarin ze de door hun echtgenoot gevangen vis rechtstreeks aan de vrouw/man brengen. Om dat te doen moeten ze hun eigen vis gaan opkopen op de Vlaamse Visveiling. Europa is zéér ver weg. Filip De Bodt