Ontbossing verzekerd
Het hoeft voor de trouwe lezers van Climaxi geen betoog dat klimaat en biodiversiteit grote uitdagingen zijn voor de mensheid. Ontbossing en ontginning van natuurlijke landschappen spelen hier een grote rol in. Dit hangt vaak ook nauw samen met de rechten en inkomsten van lokale bevolkingsgroepen. Greenpeace werkt hier reeds lang rond, en sinds mensenheugenis proberen ze het bewustzijn hierover gaande te houden. Daartegenover staat dat de voorbije decennia de internationale institutionele samenwerking niet altijd versterkt is geweest. Deels door de herverkaveling van de wereld in geo-politieke blokken, deels door het terugtreden van de overheid in de neo-liberale economie.
Toch zijn heel veel mensen, sommigen spreken liever over consumenten, zich bewust van problematiek. Willen ze zich engageren. Willen ze geen schade aanrichten aan onze planeet. En net zoals de wens voor een goed geweten in contrast met het praktisch consumptiegedrag voor psychologisch ongemak kan zorgen bij de consument, zo kunnen ook bedrijven last hebben van cognitieve dissonantie. Ze willen enerzijds zo goedkoop mogelijk aan grondstoffen raken, zo goedkoop mogelijk produceren en anderzijds zijn er substantiële groepen in het publiek die kritisch consumeren, of kan toegang tot bepaalde markten afhangen van het ethisch gehalte van de productie.
Om het gat tussen gebrekkige wetgeving, corporatieve doestellingen en het propere geweten van de consument te vullen werden allerlei certificaten of labels in het leven geroepen. Certificering van producten stelt dat er bepaalde standaarden werden gegerandeerd bij de productie van een product dat wordt aangeboden aan een consument. Dit wordt meestal kenbaar gemaakt via een labels. Labels zijn meestal vrijwillig, bedrijven maken de keuze of ze een bepaald label willen behalen, het wordt niet opgelegd door de wet. Met dat label onderscheiden de producten zich van andere producten die dan niet aan de geclaimde standaarden voldoen. Voor bewuste consumenten zijn ze dan mogelijks een extra argument om het product aan te kopen. (Let wel uit veelvuldig onderzoek blijkt dat prijs nog altijd verreweg het belangrijkste criterium is bij een aankoop).
De reden waarom bedrijven willen meedoen met labels, die toch op het eerste gezicht allerlei beperkingen lijken op te leggen, is de kans om de bewuste consument te bereiken. Om toegang te hebben tot bepaalde markten. Evenals de veren van een pauw tonen labels op een product dat je je extra moeite hebt getroost om een schoon product af te leveren. De consument, die verloren loopt in de supermarkt, niet weet wat wel en wat niet, meent een houvast te hebben op basis waarvan zij haar consumptiegedrag kan oriënteren. De vraag is natuurlijk of het vertrouwen van de consument in allerlei certificaten gerechtvaardigd is. Dragen de certificaten bij tot een oplossing? Of voldoen ze zelfs maar aan de claims die ze stellen?
In hun nieuwe rapport ‘Destruction Certified’ onderzoekt Greenpeace een reeks labels die claims maken omtrent ontbossing. Het gaat om labels als ISCC, Fairtrade, RSPO, FSC…..De labels zeggen op zich niet altijd veel, maar bijvoorbeeld FSC is het label waarop IKEA zich beroept in het claimen van duurzaamheid. Het rapport maakt in droge, maar onderbouwde bewoordingen, brandhout van het concept certificering en al zeker van de uitvoering er van.
Wat zijn nu de problemen?Het meest structurele probleem, aan de basis zelf van certificering ligt het feit dat het een marktgebaseerd concept is. De motivatie naar producenten en naar consumenten geörienteerde bedrijven om tegemoet te komen aan sociale en milieunormen is toegenomen de markttoegang en gestegen verkoop. Er is geen intrinsieke motivatie, dus zo lang dat doel gehaald wordt, volstaat de functie van het label. Zo zijn veel certificaten gewoon gestart door bedrijven als antwoord op strengere certificaten, zodat ze toch de kritische consument kunnen bereiken zonder inspanning.
Dat zie je ook aan de concrete uitwerking van de labels of certificaten. Hoewel er toch enig kwaliteitsverschil zit tussen de diverse labels. De ergste zijn diegenen die op geen enkele manier het bussiness as usual model verlaten en gewoon nauwelijks standaarden halen. Dat maakt dat de ‘verantwoordelijkheid’ voor het kiezen van producten, met al dan niet sterke certifiicering, bij de consumenten ligt. Zij worden verondersteld te kunnen kiezen tussen de certificaten en te weten welke de ‘sterkere’ zijn, en welke er volledig hun voeten aan vegen. Het weze duidelijk dat er nauwelijks consumenten voldoende geïnformeerd en dus in staat zijn deze keuze op een weloverwogen manier te maken. Bovendien blijven goederen zonder certificaat toch nog steeds markten vinden.
Daarnaast is het zo dat certificaten een soort legitimiteit geven aan het product. Ze wassen het geweten van de consument wit en zo kunnen vraag en gebruik groeien. In die zin kunnen certificaten door toegenomen vraag net zorgen dat er meer druk komt op natuurlijk areaal, bos, land van lokale mensen enz.
Dat de markt en het groeimodel niet in vraag worden gesteld komt natuurlijk grotendeels omdat in bijna alle bestuursraden van certificaten het bedrijfsleven disproportioneel vertegenwoordigd is. Ze maken veruit het grootste deel uit van deze raden, ten nadelen van NGO’s, vakbonden, lokale drukkingsgroepen, milieuorgansaties…..Kortom diegenen die gecontroleerd moeten worden zijn diegenen die controleren.
Dat vertaalt zich in zwakke standaarden. Enerzijds worden zelfs fundamentele zaken niet opgenomen als standaard. Zijnde zaken als ‘niet ontbossen’, ‘het niet degraderen van waardevolle landschappen’, het in acht nemen van bossen met hoge CO2 stockage of biodiversiteitswaarden. Anderzijds worden er vaak naast de hoofdstandaarden, bijvoorbeeld ontbossing, geen andere standaarden meegenomen. Zo kan het zijn dat er een aantal voorwaarden rond ontbossing zijn opgenomen in de certificering, maar dat kinderarbeid, pesticiden of genetische modificatie vrolijk verder kunnen gedijen. Ook wordt er van bedrijven die een product willen certificeren niet verwacht dat ze op bedrijfsniveau duurzaam zijn. Zo kunnen ze gerust een label hebben voor een bepaalde houtsoort, en daarnaast lokale inwoners uitbuiten, ontbossen, roofbouw plegen, voor andere producten.
Maar als de bedrijven zichzelf controleren, wie controleert er hen? Hoe zit het met de transparantie van de labels? De strengheid van de controles? De sanctionering? Niet zo goed zo blijkt over het algemeen. Zo is er zelden een overzichtelijke transparantie over de volledige productie keten, noch inzicht in de eigendomsstructuur van bedrijven, noch zijn er kaarten met ontginningslocaties enz.
Bovendien is het zo dat de auditeurs betaald worden door de bedrijven waar ze de audit uitvoeren. Dat zorgt niet bepaald voor onafhankelijkheid. Vaak zijn controles aangekondigd, waardoor bedrijven zich voorbereiden, of betreffen ze een momentopname in de tijd of in de productieketen.
Dit alles maakt duidelijk dat certificering nooit een alternatief kan zijn voor duidelijke en sterke wetgeving. De belangrijkste boodschap blijft dus eerder politieke actie voor algemeen geldende en bindende regels dan vrijwillige engagementen die de ethische last bij niet geïnformeerde consumenten legt en waarbij geen enkele intrinsieke factor is ingewerkt ten gunste van het stoppen van ontbossing als dat winst in de weg staat. Kortom: certificering is eigenlijk greenwashing van het kapitalisme met de valse claim van een zuiver geweten. Certificering wast uw cognitieve dissonantie witter dan wit!
Sammy Roelant