Een nieuwe kraakoven voor Ineos in Antwerpen: duurzaam of greenwashing?

Deze zomer publiceerde Ineos een MER studie voor een nieuwe kraakoven die ze willen bouwen. Bedoeling is om ethaan te kraken tot ethyleen, een grondstof voor producten als rioleringen, stofzuigers of handschoenen. Ineos stelt dat ze zo een nieuwe standaard maken om klimaatvriendelijker ethaan te produceren en de concurrenten onder druk zetten om dit ook te doen. Daarnaast zegt Ineos zich in de toekomst te zullen engageren tot het afvangen van co² door CCS, het pompen van CO² in geologische structuren om ze daar te bewaren. Een groot bedrijf dat zegt groener te zullen worden, daar mag toch wat belastinggeld tegenover staan in veerkrachtig Vlaanderen?

 

Dat laatste is natuurlijk de hamvraag. Aangezien elke euro slechts een keer kan worden uitgegeven, en we luidens onze overheden echt voor niks geld te veel hebben, moeten we ons telkens afvragen: is deze euro die we uitgeven de beste mogelijke investering? Is dit het goedkoopste en efficiëntste beleid om te worden ingezet tegen klimaatverandering? Een simpele vraag, die eigenlijk vaak niet eens zo moeilijk te beantwoorden is. Toch is dit zelden hoe overheidsmiddelen in de klimaatstrijd in ons land verantwoord worden.

 

Trouwe lezers van Climaxi zullen zich nog herinneren wat we schreven over het relanceplan om met Europese subsidies de klimaatverandering te bestrijden: “Het weze duidelijk. Dit plan is een economisch plan. Geen klimaatplan. Wie mocht gedacht hebben dat klimaat verandering de eerste prioriteit zou zijn is er aan voor de moeite. Dit plan is er om economische groei te herstellen en bestaande economische spelers te verankeren.” Deze filosofie blijft de mantra in het huidige Vlaamse klimaatbeleid. Elke overheidspublicatie , zie bijvoorbeeld het ‘factsheet’ van de ‘Port of Antwerp’ over dit thema, legt in het lang en het breed uit hoeveel mensen er  werken voor de gesubsidieerde sector. Hoeveel omzet ze draaien. Hoe innovatief ze wel niet zijn. Hoeveel ‘meerwaarde’ ze creëren. Klimaatmiddelen inzetten om klimaatverandering aan te pakken lijkt immers ideologisch zeer moeilijk te liggen in bepaalde hoek. Neen, het is pas als klimaatmiddelen economisch worden ingezet dat ze enige legitimatie lijken te krijgen. Het lijkt een retorische kwestie, iets bijkomstig. Een kwestie van woorden. Maar dat is het niet. Het legt de fundamentele blinde vlek bloot van onze overheid: economische belangen zijn tastbaar en realistisch, klimaatverandering iets waar je lippendienst aan moet bewijzen om centen los te krijgen of te kunnen uitgeven zonder al te veel tegenspraak. Het zal belangrijk blijven voor de klimaatbeweging om dit steeds beginselvast te blijven aanvechten als ze niet op het veld van de tegenstander willen blijven spelen.

 

Daarnaast kan je je nog een morele vraag stellen. Stel je voor dat een wielrenner van de Ineosploeg systematisch doping nam. Zo won hij wedstrijden ten nadele van de concurrentie, verdiende veel geld. Op een dag vindt de wielerbond UCI een oplossing: weet je wat, we geven deze renner extra startgeld als hij beloofd wat minder doping te nemen. Dit lijkt niet echt rechtvaardig. Nochtans is dat wat gebeurt: een historisch grote uitstoter van CO², Ineos (en bij uitstek de hele petrochemiesector in Antwerpen) krijgt nu geld aangeboden van de overheid om zijn uitstoot wat te beperken.

 

Maar goed, de markt is niet moreel. En aangezien de markt alomtegenwoordig geworden is, dienen morele overwegingen slechts na economische overwegingen te komen, volgens de powers that be. Dus het doet er niet welke kleur de kat heeft: als ze maar muizen vangt. Kortom het maakt niet uit, uit welke intentie politici geld geven, en of het rechtvaardig is, het enige wat telt is de effectiviteit van de ingezette middelen.  Iets wat volgens sommigen a priori beter gebeurt door ondernemingen. Overigens een ietwat vreemde overweging als je het bedenkt, aangezien de overheid hier ingrijpt op de privémarkt en zo het marktmechanisme verstoort om een economische ingreep te doen uit zogenaamd maatschapplijke overwegingen. Niet op letten, waarde lezer, het zijn de hypocriete paradoxen van het zelfverantwoordende machtsdiscours. In feite komt het neer op een verderzetting van het principe: privatiseren van de winst en socialiseren van de kost. 

 

Concreet project.

 

Laat ons eens het concrete project bekijken van Ineos. Enerzijds is er de kraakoven. Naast een subsidie van 16 miljoen euro, toegezegd door minister Muyters kwam er ook een borgstelling van de Vlaamse Participatiemaatschappij PMV van 250 miljoen euro tot een half miljard euro. Althans voor de uitgebreide versie van het project die meer omvatte dan de ethaankraker. Voor de nieuwe ingekrompen versie van het project, die er kwam onder druk van protesten en juridische strijd,  blijft minister Crevits onduidelijk over precieze omvang van de borgstelling. Dat heeft zo zijn redenen. Fairfin oordeelde in een rapport dat er veel vraagtekens zijn over de economische haalbaarheid van het project, waardoor onder meer kredietbeoordelaars als Moody en Finch vragen stellen bij de kredietwaardigheid van Ineos. De rating van Ineos werd dan ook al een paar keer verlaagd. Het ziet er naar uit dat zonder belastingsgeld dit project niet eens de kop boven water kan houden of geen leningen kan binnenhalen. Die lage kredietwaardigheid is onder meer het gevolg van het systematisch nemen van hoge dividenden door ceo Ratcliff. Bovendien is er sprake van een dalende vraag naar ethyleen, waardoor niet duidelijk is of er wel een markt is voor het product. Kortom de Vlaamse regering lijkt hier een blanco cheque te tekenen voor iets waar mogelijks geen vraag is onder mom dat het een groene investering zou zijn.

 

CCS

 

Het tweede luik waarover het gaat is de Carbon Capture and Storage (of Usage). Iets waar de Vlaamse overheid en de Port of Antwerp keihard voor willen lijken te gaan. De voornaamste reden lijkt hiervoor te zijn dat bestaande ondernemingen kunnen gegreenwasht worden zonder veel te moeten veranderen aan hun houding. In plaats van een analyse te maken van hoe het meest co² per geinvesteerde euro kan worden vermeden, wordt vertrokken van een a priori: de bestaande sectoren moeten ‘verankerd’ worden. Dat dat niet de meest kostenefficiënte manier is om klimaatverandering aan te pakken is duidelijk. Zo kost een ton co² die werd vermeden door onshore windmolens iets meer dan 20 dollar (2017) versus natuurlijk gas met CCS die het dubbele kost, nl 40 dollar per ton. Wetende dat de brandstoffenprijzen de lucht in schieten kan de kostprijs van deze laatste optie nog significant toenemen. Investeringen in CCS en CCU zijn dus een lock in: ze kunnen investeringen in de weg staan in het voorkomen van energieverbruik of in schone energie. Daarnaast is het zo dat veel ccs projecten tot op heden minder performant waren dan aangekondigd. En ook zeker niet te vergeten: CCS en CCU maken vaak onderdeel uit van de strategie van oliemaatschappijen om moeilijker te ontginnen olie uit halen. Op deze wijze dragen ccs projecten soms net bij tot klimaatverandering. De eerste en beste manier om klimaatverandering tegen blijft: olie in de bodem laten.

 

Om de afgevangen CO² weg te voeren worden pijpleidingen aangelegd door de overheid. Deze moeten de verbindingen maken tussen de industriezones en de geologische dumpplaatsen. Hoewel deze tranpsortmodus als behoorlijk veilig wordt beschouwd is ze volgens het IPCC ook niet geheel risicoloos. Zo stelt het IPCC dat bij lekken een concentratie van 7% tot 10 % CO² een onmiddellijk gevaar zou beteken voor het menselijk leven in de buurt. Ook over lekkage uit de geologische dumpplaatsen bestaan er vragen. 

 

Daarom ook  noemden de Bond Beter Leefmilieu en Natuur en Milieu CCU in de Minaraad als een laatste optie die enkel onder bepaalde voorwaarden kan worden ingezet. Ook zij vrezen dat de grote inzet van middelen voor dergelijke projecten ten nadele gaan van een degelijk klimaatbeleid. De vraag blijft nu of onze politici het ‘realistisch’ vinden om de chemische lobby, verantwoordelijk voor 30 % van onze CO² uitstoot, te weerstaan. Of ze het ‘realistisch’ vinden om een wetenschappelijk onderbouwd, geïntegreerd programma te verkiezen met concrete becijferde doelstellingen.

 

Sammy Roelant