Draagt landbouw minder bij tot de stikstofcrisis dan gedacht?
In het ‘stikstofdossier’ gaat het niet over stikstofgas maar over reactieve stikstofverbindingen, zoals stikstofoxiden (NOx) en ammoniak (NH3). Door depositie komen die stikstofverbindingen uit de lucht als een soort deken op de bodem en vegetatie terecht. Volgens De Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) kwam er in Vlaanderen in 2016 gemiddeld 23,4 kilogram reactieve stikstof per hectare op de bodem terecht. In Nederland betrof het volgens het volgens het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) 22,4 kilogram per hectare in 2017. In gebieden met geconcentreerde veeteelt en drukke autowegen liggen die concentraties hoger. In centraal West-Vlaanderen loopt dit bijvoorbeeld op tot 40 kilogram reactieve stiksof per hectare.
De effecten van deze stikstofvervuiling zijn groot en divers. De bodem verzuurt erdoor waardoor mineralen uit de bodem verdwijnen die net als voedingstof dienen voor bepaalde soorten. Enkele planten die een voorkeur hebben voor voedselarme grond verdwijnen – onder meer bloeiende kruiden die als voedsel dienen voor insecten en weidevogels. Als reactieve stikstofverbindingen in het water terecht komen, stimuleren ze de groei van algen die zuurstof aan het water onttrekken en voor eutrofiëring zorgen. Reactieve stikstofverbindingen hebben ook op de menselijke gezondheid een nefaste impact. Volgens Milieudefensie in Nederland zou de gemiddelde Nederlander vier maanden van zijn leven verliezen door stikstof en zijn er tot 12.000 vroegtijdige sterfgevallen per jaar terug te brengen tot de stikstoifproblematiek. Stikstof in de lucht is bijvoorbeeld een belangrijke bron voor fijn stof.
De Europese Commissie voerde een Habitatrichtlijn (92/43/EEG) uit dat lidstaten aanmaant om bepaalde soorten en gebieden te beschermen van verdere ecologische achteruitgang (onder meer Natura 2000 gebieden). Naast andere vervuilende (f)actoren die de biodiversiteit van dergelijke habitats onder druk zetten, is stikstofdepositie een belangrijke bron die vandaag onder de publieke aandacht staat en waar zowel Vlaanderen als Nederland politiek tracht op in te zetten. Sommige habitats kunnen meer stikstof aan dan andere. De drempelwaarde van wat bepaalde gebieden aankunnen, noemt men de kritische last. In Vlaanderen is deze drempelwaarde overschreden in 82 % van de oppervlaktegebieden van de Vlaamse natuur. Er kwam een voorlopige Programmatorische Aanpak Stikstof (PAS) in plaats van een definitieve wegens een gebrek aan daadkracht van de Vlaamse regering. Binnen het kader van de PAS, ligt de drempel voor de landbouwsector grosso modo lager dan voor industriële projecten of de impact van transport (0,025% t.o.v. 1% respectievelijk). De PAS werd echter ingehaald door het Stikstofarrest in 2021 van de Raad voor Vergunningsbetwistingen (RVVB) dat het vergunningenbeleid onderuit haalde en de druk op een meer omvattende aanpak vergrootte.
Vanwaar komt de stikstofvervuiling?
Om de stikstofproblematiek aan te pakken is het natuurlijk belangrijk om te weten wie en wat de stikstofvervuiling veroorzaakt. Met andere woorden: op welke maatschappelijke sectoren moet er ingezet worden om de nodige resultaten te halen? De VMM stelt dat in 2020 de drie sectoren met het grootste aandeel in de stikstofvervuiling respectievelijk de landbouw (56 %), transport (25,78%) en de industrie (8,73 %) zijn. Stikstofoxiden (NOx) zouden vooral voortkomen uit transport (54,27%) en slechts in derde instantie door landbouwactiviteiten (11,4%). Dat landbouw dan toch als grootste bijdrager tot de stikstofvergiftiging van de bodem wordt gezien, komt door haar aandeel in de uitstoot van ammoniak – wat 95,17% van het totaal zou bedragen. Mondiaal is de uitstoot van ammoniak toegenomen sinds 1993 en er wordt verwacht dat de uitstoot zal verdubbelen tegen 2050.
Deze aanwezigheid van ammoniak wordt rechtstreeks gelinkt aan kunstmatige bemesting die op het halffabricaat ammoniakgas is gebaseerd. Het is op basis van deze bevindingen dat er voor een groot stuk naar de landbouw wordt gekeken om inspanningen te leveren in het kader van de stikstofproblematiek. Het is daarom niet verwonderlijk dat een nieuwe studie van de universiteit van Tianjin in China – uitgevoerd door onder meer Zhin-Li Chen en Wei Song en te raadplegen via deze link – enige deining veroorzaakte in lanbouwmiddens. Climaxi werd geattendeerd op deze studie door het Boerenforum.
De betreffende studie zegt een methode gevonden te hebben om aan de hand van de isotopen NH3 en NH4 (ammonia en ammonium) een onderscheid te kunnen maken tussen ammoniak die afkomstig is uit vervluchtiging van meststoffen en dierlijk afval enerzijds, en ammoniak die afkomstig is afkomstig is uit de verbranding van fossiele brandstoffen (voornamelijk steenkool) en biomassa. Op basis van een combinatie van laboratoriumonderzoek, emissie-inventarissen, satellietdata en on site onderzoek stellen de onderzoekers dat de uitstoot van ammoniak door fossiele brandstoffen en biomassa wordt onderschat. Voor Europa maakte het team een schatting dat zo’n 56% afkomstig is uit bemesting versus 44% uit verbranding. Hierbij moet wel het voorbehoud gemaakt worden dat er voornamelijk meetpunten in China en de VS gehanteerd werden – en in mindere mate in Europa. Niettemin is 56% een heel eind weg van de 95 % die VMM vandaag rekent als aandeel van de landbouw in de ammoniakuitstoot. De denkpiste hierbij is duidelijk: als het aandeel van de landbouw in de uitstoot kleiner is dan gedacht, zal ook de bijdrage van de landbouw in het verminderen van die uitstoot kleiner moeten zijn.
Zover zijn we natuurlijk nog niet. Ten eerste moet het onderzoek van de Chinese wetenschappers nog onafhankelijk door andere wetenschappers worden herhaald, becommentarieerd, bestudeerd en bevestigd. Bovendien moet het onderzoek dan nog eens worden toegepast op Vlaanderen met haar eigen specifieke context. Indien we even vooruitlopen op dergelijke onderzoeken, dan zou het onder meer afhankelijk zijn de mate dat andere ammoniakbronnen aanwezig zijn in ons land én welke bijdrage ze precies leveren aan de stikstofproblematiek.
Een eerste belangrijke bron die vermeld wordt is steenkool. In principe is steenkool in ons land uitgefaseerd en zou dit geen aanzienlijk aandeel bedragen. Hierbij dient wel vermeld te worden dat door de energiecrisis het particulier gebruik van steenkool in 2022 wel opnieuw is gestegen. Ook vermeldenswaardig is dat het steenkoolverbruik in Europa tot 6,5% toenam in 2022. Dat zou dus niet alleen voor het klimaat maar ook voor stikstof in de bodems slecht nieuws kunnen zijn.
Een tweede bron is de uitstoot van dieselwagens die gebruik maken van ureum (bijvoorbeeld adblue) om NOx te reduceren of van benzinewagens met catalysatoren. Wetende dat dieselwagens nog altijd 40 % van het potentieel ook in ons land een grotere bijdrage kunnen leveren aan de ammoniakuitstoot. Wat betreft de uitstoot door biomassa betreft: op en totaal van 10,4 Gwh aan groenestroomproductie in ons land was het aandeel bio-energie (dus verbranding van biomassa) 3,221 Gwh. Hierbij komen nog de particulieren die stoken met hout en pellets - wat ook opnieuw is toegenomen door de energiecrisis. Ook hier zou er dus eventueel weer een aandeel kunnen zijn in het stikstofverhaal. Bovendien ontvangen biomassacentrales momenteel groenstroomcertificaten. Indien deze centrales bijdragen aan ons stikstofprobleem, kan de vraag gesteld worden of dit nog een juiste keuze is.
Dit artikel betoogt dat er nog heel wat open vragen zijn bij dit onderzoek. Deze vragen zijn evenwel belangrijk en ze zijn voor de Vlaamse Regering interessant om op te volgen en eventueel middelen te voorzien voor onafhankelijk onderzoek opdat onze lokale situatie in kaart kan gebracht worden. Een goed beleid handelt op basis van de juiste wetenschappelijke gegevens, dus het is een prioriteit om die te verkrijgen – ondanks alle nieuwe headscratchers die dit voor de politiek met zich mee zou kunnen brengen.
Sammy Roelant
Beeld: Stijn te Strake