“De sleutel ligt bij het overtuigen van de verhuurders”
Energie-armoede en het OCMW van Leuven
Het OCMW van Leuven besliste een tijd geleden om een energiedeskundige aan te werven. Die extra medewerker heeft bijzondere aandacht voor energie-armoede en gaat samen met de betrokkenen op zoek naar manieren om energie, en dus ook centen, te besparen. Dat werpt vruchten af, al blijft er ook een grote hinderpaal: de meeste cliënten van het OCMW zijn huurders en dus moet je hun huisbazen kunnen overtuigen om de nodige ingrepen in een woning te laten uitvoeren. We spraken hierover met energiedeskundige Pieter
Spoelders en het hoofd van de dienst schuldhulpverlening, Ilse De Greef.
Ilse De Greef: Bijna elk gezin of elke persoon die aanklopt bij het OCMW kampt ook met een probleem rond energie. Alleen is dat door de band genomen niet de eerste reden waarom ze naar hier komen. Het gaat om mensen die met ernstige financiële problemen worstelen en dus vooral willen rondkomen, uit de schulden geraken, zorgen dat er ook morgen nog brood op de plank ligt. Pas in een latere fase gaan ze misschien nadenken over hun hoge energiefactuur en hoe ze er iets aan kunnen verhelpen. Maar bijna allemaal hebben ze wel te maken met energie-armoede, als deel van een brede armoedeproblematiek.
We hebben onze energiedeskundige aangeworven om die energie-armoede van nabij te volgen en ook aan te pakken. Hij onderhoudt de banden met de andere actoren die rond het thema actief zijn in Leuven en herinnert onze maatschappelijk werkers er regelmatig aan dat je bijvoorbeeld een energiescan kan laten uitvoeren in een woning.
Maar we botsen daarbij wel op belangrijke hinderpalen. Het grootste probleem is dat de overgrote meerderheid van onze cliënten huurders zijn. Het is erg moeilijk om die eigenaars te bereiken en te overhalen om de woning te renoveren. Daarnaast zijn heel wat van onze cliënten gehuisvest via sociale woonmaatschappijen en ook daar zijn er soms energieverslindende woningen.
Het overgrote deel van de mensen met schulden, kampen ook met betalingsachterstanden die te maken hebben met energie. Zo’n schuld is meestal het resultaat van een samenspel van ondoordacht verbruik enerzijds en de slechte energetische staat van de woning anderzijds. Omdat we merkten dat dit energieverhaal steeds maar aan belang wint, besloten we een energiedeskundige aan te trekken.
Hoe gaan jullie dan concreet te werk?
Pieter Spoelders: Ik start altijd met een huisbezoek. Eigenlijk doe ik dan min of meer hetzelfde werk als de energiesnoeiers: samen met de bewoners maak ik een ronde door het huis en geef ik allerhande besparingstips. Indien het om een eigen woning gaat, bespreek ik onmiddellijk met de mensen de verdere mogelijkheden voor energiebesparing. Indien het om een huurwoning gaat, vraag ik toestemming aan de bewoners om contact te mogen opnemen met de huisbaas. Wanneer die open staat voor een gesprek, zal ik met hem nagaan wat er zoal verbeterd kan worden aan de woning. Ik zal hem ook informeren over beschikbare premies, over de prijs en de terugverdientijd van investeringen en over een eventuele financiële tussenkomst van het OCMW.
Een bijkomend probleem waar we op botsen, is dat heel wat van onze cliënten de financiële ruimte niet hebben om een lening aan te gaan, zelfs wanneer het om een nulprocentlening in het kader van het Fonds ter Reductie van de Globale Energiekost (FRGE) gaat. Ook die moet je immers terugbetalen, terwijl heel wat investeringen zich pas op langere termijn terugbetalen. Dat is bijvoorbeeld het geval voor nieuwe ramen. Of neem nu dakisolatie. Wanneer je vertrekt van een goede uitgangssituatie, met een solide dakstructuur en een goed onderdak, dan kost het je niet veel. Maar in heel wat oude woningen is dat niet het geval en zijn er veel structurele werken nodig. Dan spreken we al snel over een investering van meer dan 10.000 euro. Elk jaar zijn er een aantal woningen waar het wel lukt om die werken opgestart te krijgen. Dat is bemoedigend, maar het gaat toch allemaal heel traag.
Jullie komen zelf als OCMW ook financieel tussen in dergelijke werken?
Pieter: Het Gas- en Elektriciteitsfonds stelt aan alle OCMW’s geld ter beschikking om te werken rond energiearmoede. Een deel van dat budget gaat naar het betalen van energiefacturen. In Leuven hebben we een ruim deel ervan gereserveerd om energiebesparende investeringen te realiseren in woningen. Dat kan gaan van kleine dingen, zoals het installeren van thermostatische kranen, tot het financieren van isolatie of het vervangen van ramen. Zowel mensen met een eigen woning als huisbazen kunnen daarop beroep doen. Voor verhuurders koppelen we daar wel de voorwaarde aan dat er woonzekerheid moet blijven voor een periode van drie jaar en dat de prijs dus niet naar omhoog mag gaan. We financieren tot vijftig procent van de investering, met een plafond van 2500 euro. In de praktijk merken we dat dit wel een stimulans kan zijn voor huiseigenaars om werken uit te voeren, die voorheen lange tijd uitgesteld bleven. Maar het blijft een beperkt aantal huisbazen die ervoor open staan. Vaak merk je bij het eerste gesprek met een huisbaas al of hij al dan niet zal meegaan in je verhaal.
Zouden jullie met meer mensen of middelen sneller stappen vooruit kunnen zetten of ligt het toch vooral aan die huisbazen?
Ilse: Ik denk dan toch eerder het tweede. Meer middelen helpt natuurlijk altijd maar de sleutel ligt bij het overtuigen van de verhuurders. We moeten hen kunnen duidelijk maken dat het ook in hun eigen voordeel is om hun woning energetisch op punt te stellen en dat ze daarbij kunnen rekenen op een aantal premies en voordelen. Veel huisbazen hebben er ook gewoon geen zin in. Als hun huis verhuurd is en de inkomsten zijn er, is het voor hen prima. Waarom dan werken opstarten?
Het klopt wel dat er nieuwe wetgeving aan komt tegen 2020, waardoor velen toch een aantal maatregelen zullen moeten treffen. Maar de R-waarde blijft ook dan laag, nl. 0,75 m².K/W. Voor ons had die wetgeving best wat ambitieuzer mogen zijn.
Ook in Leuven zijn er heel wat budgetmeters voor elektriciteit en aardgas. Zijn ze volgens jullie een hulp of een gesel?
Pieter: Wij vinden dat budgetmeters meestal wel een hulp vormen voor mensen, doordat ze meer zicht krijgen op hun werkelijke verbruik. Het maakt hen bewuster, ook van hun schulden. Via de budgetmeter wordt immers ook steevast een stukje van hun schuld afbetaald. En dat zorgt ervoor dat mensen zich veel meer bewust worden van hun situatie. Het klopt dat een budgetmeter voor aardgas wat nadelen heeft. In een gewoon contract met een aardgasleverancier betaal je zomer en winter een maandelijks voorschot, terwijl je het gas vooral ’s winters verbruikt. Bij een budgetmeter betaal je in principe enkel wanneer je verbruikt, waardoor de winterperiode veel duurder uitvalt. Daarom hebben we nu al voor het tweede jaar op rij een actie opgezet in de zomer om mensen ertoe aan te zetten om dan ook de budgetmeter voor aardgas op te laden. Voor elke euro die ze opladen tijdens de zomermaanden, krijgen ze er bij de start van de winter 30 cent bovenop. Vorig jaar zorgde dat ervoor dat 167 van de 250 aardgasbudgmeters minstens éénmaal werden opgeladen in de zomer.
Indien de betalingsproblemen aanhouden, kunnen mensen afgesloten worden van basisnutsvoorzieningen. Gebeurt dat frequent in Leuven?
Ilse: Nee, zeker niet. Maandelijks komt de Lokale Adviescommissie (LAC) samen, die zich buigt over de dossiers die we binnenkrijgen, zowel rond energie, gas als water. Vooraf gaan onze maatschappelijk werkers op huisbezoek bij de betrokkenen. In principe proberen wij steevast om tot een goed voorstel te komen, zodat een afsluiting kan vermeden worden. Ofwel komt de maatschappelijk werker in overleg met de betrokkenen tot een voorstel, dat vervolgens overgemaakt wordt aan de LAC, ofwel vragen we aan de mensen om zelf langs te komen tijdens de zitting van de LAC om hun verhaal te doen. Globaal genomen wordt er slechts heel zelden afgesloten. Dat is ook een keuze van het beleid. We krijgen de opdracht om veel aandacht te besteden aan het formuleren van voorstellen om afsluitingen te vermijden. Ik kan me voorstellen dat andere gemeenten daar anders mee omspringen. Een LAC-dossier komt altijd bovenop je andere dossiers en betekent dus een extra werklast. Hier in Leuven wordt de keuze gemaakt om daar toch hoe dan ook de nodige tijd voor vrij te maken. In de regel nemen we beslissingen in het voordeel van de cliënt. Alle mensen met een LAC-dossier ontvangen bovendien een brief met daarbij een foldertje met alle info over energiescans, het FRGE, het OCMW... al blijft de reactie daarop zeer beperkt.
Heel wat van jullie cliënten wonen in sociale woningen. Is er bij de sociale woonmaatschappijen voldoende aandacht voor de energie-problematiek?
Pieter: Als we eerlijk zijn, vinden we dat het toch beter kan. Als je in Leuven een sociale woning krijgt toegewezen, kan het nogal verschillend uitpakken. In de nieuwe of gerenoveerde woningen wordt zeker de nodige aandacht aan energiezuinigheid geschonken. Maar je kunt net zo goed in een zeer slecht geïsoleerde woning terechtkomen... De sociale woonmaatschappijen zijn zich best wel bewust van het probleem. Maar uiteraard moeten ze ook over de middelen beschikken om renovaties uit te voeren. Het is dus ook de opdracht van de overheid om daar keuzes in te maken en er budgetten tegenover te stellen. Maar als het de stad menens is om klimaatneutraal te worden, dan is er duidelijk een aanzienlijk energiebesparingspotentieel op de sociale woningenmarkt.