België gebuisd volgens klimaatrapport
Belofte maakt schuld. Anders verlies je je geloofwaardigheid. Om de klimaatverandering die onze wereld bedreigt tegen te gaan, werden er allerlei internationale afspraken gemaakt om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen en uiteindelijk uit te doven. Of die afspraken voldoende waren om het gewenste doel te halen, een leefbare planeet voor de mens, daarover bestaan redelijke twijfels. Een tweede vraag die daarover kan gesteld worden is of de gemaakte afspraken ook worden nageleefd. Want zeggen en doen is twee.
Ook België heeft in het kader van internationale afspraken een aantal bindende doelstellingen waaraan het moet voldoen. Zo moeten we de emissies van de sectoren die onder de Europese Effort Sharing Regulation (ESR) vallen, d.w.z. gebouwen, vervoer, landbouw, kleinschalige industrie en afvalbeheer, tegen 2030 met 47% verminderen (ten opzichte van 2005). We moeten ook de natuurlijke koolstofopslag op het grondgebied verhogen tot 1,35 Mt CO2e in 2030.
Daar komen op Europees niveau twee doelstellingen bij. De emissies van de ETS-sectoren, d.w.z. industrie en energieproductie, moeten tegen 2030 met 62% afnemen ten opzichte van 2005. De Europese Unie heeft zich er ook toe verbonden om tegen 2050 klimaatneutraliteit te bereiken op haar grondgebied, in alle sectoren
Om na te gaan in welke mate die transitie naar een klimaat neutrale samenleving tegen 2050, een bindende doelstelling, aan het lukken is heeft de dienst klimaatverandering van het FOD Leefmilieu een rapport gemaakt dat een barometer moet zijn voor de stand van zaken. De bedoeling is om vanaf nu jaarlijks dit rapport bij te werken, uit te breiden en te verfijnen. Dat dit rapport er is, is op zich al een verdienste, want het was tot op heden zeer moeilijk voor al wie bezorgd is om het klimaat om transparant en alomvattend inzicht te krijgen in de Belgische klimaatresultaten en zo de politiek te responsabiliseren. Niettemin blijven er ook wat knelpunten in het rapport, die hopelijk in de toekomst opgelost raken. Zo blijft er veel steunen op zelfrapportage, is er vaak een gebrek aan data en wordt het exporteren van onze CO² uitstoot, bijvoorbeeld door fabrieken in China die produceren voor onze consumptie, niet meegerekend. Niettemin schept het rapport toch al duidelijkheid over heel wat zaken.
Uitstoot gedaald
Als je kijkt naar de globale uitstoot van broeikasgassen zou de uitstoot in ons land vergelijking met 1990 met 28 % gedaald zijn, ondanks een stijging van 17 % van het energieverbruik in die periode. Er lijkt dus een zeer beperkte mate van ontkoppeling tussen verbruik en uitstoot. Niettemin kan gezegd worden dat de stijging in energieverbruik de daling in uitstoot afremt. We zijn er dus niet in geslaagd als land om zuiniger te zijn in verbruik. Bovendien lijkt de afname te traag te gaan om de benodigde doelstellingen te bereiken. 86 % van de uitgestoten broeikasgassen is trouwens CO².
Op sectorniveau valt een toename op van de emissies afkomstig van het vervoer (+15,8%) en de tertiaire sector (verwarming van niet-residentiële gebouwen, dus kantoren, scholen, …) (+14,5%). De uitstoot van de residentiële sector (woningen) daalde daarentegen met 37,1%. De industrie, de energieproductie en de landbouw, vertonen over de hele periode 1990- 2022 ook aanzienlijke dalingen, van respectievelijk -40%, -38% en -22%.
In 2022 vertegenwoordigde de energiesector 17,9% van de Belgische emissies, de sector stootte ook 38 % minder uit dan in 1990. Toch zijn hier ook enkele bedenkingen te maken. De emissies van raffinaderijen stijgen al 10 jaar. De vermindering van het finaal verbruik van fossiele brandstoffen gaat te langzaam. : Het tempo van de elektrificatie is niet voldoende om tegen 2050 netto nul-emissie te bereiken. Ondanks een versnelling verloopt de ontwikkeling van hernieuwbare capaciteit nog steeds te traag. De groei in het verbruik van biomassa overtreft de scenario's voor klimaatneutraliteit tegen 2050, wat vragen oproept over de prioriteit van het gebruik ervan. Over waterstof en synthetische brandstoffen zijn er geen gegevens.
Vervoer
In 2022 vertegenwoordigde de uitstoot van het binnenlands vervoer 23% van de totale emissies in België. Sinds 1990 is de uitstoot van de sector met ongeveer 15,5% gestegen. Dit is een van de meest flagrante mislukkingen van het klimaatbeleid, zo blijkt uit de cijfers. Ondanks alle financiering van de mobiliteit (denk maar aan de bedrijfswagens) met overheidsmiddelen is er enkel maar achteruitgang te bespeuren in de uitstoot ervan. Deze emissies zijn vooral toe te schrijven aan het wegvervoer, dat in 2022 96% van de totale uitstoot van deze sector vertegenwoordigde. Het wegvervoer zelf is onderverdeeld in verschillende categorieën, waarvan de personenauto's (53% van de emissies in 2022), vrachtwagens (33%) en lichte bedrijfsvoertuigen (13%) de belangrijkste zijn. De binnenlandse scheepvaart stagneert op 1,7%. De uitstoot van het spoor vertegenwoordigt 0,3%. Het modale aandeel van de auto blijft toenemen in België, ten nadele van andere vervoerswijzen.
Het gemiddeld aantal wagens per persoon neemt ook toe. De elektrificatie van voertuigen is nog niet in lijn met de klimaatneutraliteitsscenario's voor België, ook al is er de laatste jaren een aanzienlijke versnelling zichtbaar van het aandeel elektrische voertuigen in de nieuwe verkopen. Anderzijds is het aandeel voertuigen van meer dan 1,5t de zwaarste voertuigen, toegenomen. Bij het vrachtvervoer is het modale aandeel van het wegvervoer blijven toenemen, ten koste van het spoorvervoer en het zeevervoer, die belangrijke vervoerswijzen zijn om de sector koolstofvrij te maken. De elektrificatie van vrachtwagens is verwaarloosbaar.
Het internationaal transport is niet opgenomen in de nationale emissie-inventaris, maar wordt er wel aan toegevoegd. In 2022 was het internationaal vervoer verantwoordelijk voor 29% van alle nationale emissies, wanneer alle sectoren samen worden beschouwd. Het grootste deel (82%) van deze emissies door internationaal vervoer is toe te schrijven aan zeevaart, terwijl de luchtvaart 18% vertegenwoordigt. Sinds 1990 zijn de emissies van de zeevaart met 85% gestegen en die van de luchtvaart met 68%. Het energieverbruik in deze sector is volledig van fossiele oorsprong.
Gebouwen
In 2022 vertegenwoordigden de broeikasgasemissies van gebouwen 17% van de totale uitstoot in België. Sinds 1990 is de emissies van deze sector met ongeveer 28% gedaald. De emissies van de gebouwensector moeten tegen 2050 met 99% tot 100% zijn gedaald ten opzichte van 2022 om klimaatneutraliteit in 2050 te bereiken. De daling die sinds 1990 is ingezet, is te traag om de doelstelling van netto nul-uitstoot tegen deze datum te bereiken. Het finaal energieverbruik daalt licht, maar de toename van hernieuwbare energie en elektrificatie is niet snel genoeg om klimaatneutraal te zijn in 2050. 95% van de verwarming van gebouwen is afhankelijk van fossiele brandstoffen (gas en olie), en er zijn slechts 4,6% warmtepompen geïnstalleerd.
Industrie
In 2022 vertegenwoordigde de uitstoot van broeikasgassen door de industrie 29% van de totale uitstoot in België. Sinds 1990 zijn de emissies van deze sector met ongeveer 40% gedaald om verschillende redenen, waaronder meer energie-efficiëntie, de omschakeling naar minder vervuilende energiebronnen, de modernisering van industriële processen en de invoering van strenge milieureglementeringen. De-industrialisatie, dankzij de verplaatsing van vervuilende activiteiten naar andere landen en de transitie naar minder vervuilende industrieën, hebben ook een belangrijke rol gespeeld. De uitstoot van de industriële sector moet met 84% tot 97% dalen ten opzichte van 2022 om in 2050 een netto nul-uitstoot te bereiken. De daling sinds 1990 gewoon aanhouden is daarvoor niet voldoende. Wat overigens opvalt is dat de er twee significante knikken naar beneden zijn in de daling van uitstoot door industrie: de bankencrisis en de Corona-epidemie. Waarbij de vraagt rijst in welke mate de daling vooral voortkomt uit externe factoren dan wel door beleid en keuzes.
Landbouw
In 2022 was de landbouw verantwoordelijk voor 11% van de totale uitstoot in België. In tegenstelling tot andere sectoren, die voornamelijk koolstofdioxide (CO2) uitstoten, stoot de landbouwsector vooral methaan (CH4) en distikstofmonoxide (N2O) uit. Ondanks een daling sinds 1990 zijn de landbouwemissies de laatste tien jaar langzaam gestegen, voornamelijk door de uitstoot van methaan (veehouderij) en CO2 (verbranding van fossiele brandstoffen). De landbouwsector moet zijn uitstoot tegen 2050 met minstens 40% verminderen ten opzichte van 2022, en tot 80% afhankelijk van het scenario voor klimaatneutraliteit, wat aanzienlijke aanpassingen vereist in vraag (voedingspatronen, verspilling) en aanbod (landbouwpraktijken, energie) om klimaatneutraliteit te bereiken.
Landgebruik
Elk type landgebruik heeft een bepaalde capaciteit om koolstof op te slaan in de bodem en in biomassa. Wanneer het gebruik van een perceel verandert naar een gebruik met een lagere opslagcapaciteit, stoot het CO2 uit doordat de koolstof die in de biomassa en de bodem was opgeslagen weer vrijkomt. De natuurlijke opslagcapaciteit zou moeten toenemen tot een niveau tussen 0,6 en 5 Megaton CO2-eenheden tegen 2050 om de netto nul-emissiezone te bereiken, maar sinds 1990 is ze sterk gedaald tot slechts 0,4 Mt CO2e in 2022. Deze trend moet snel worden omgebogen. Dit komt omdat de uitstoot door bebouwde gebieden en bouwgrond toeneemt. En grasland, dat vroeger een koolstofopslagput was, is een bron van uitstoot geworden. Houtproducten zijn de laatste jaren veranderd van een belangrijke koolstofput in een bron van uitstoot. Dat betekent dat er, volgens de boekhoudkundige regels voor emissies, momenteel meer houtproducten zijn die het einde van hun levenscyclus bereiken dan dat er nieuwe koolstof houdende houtproducten zijn. De productiebossen worden dus ouder en er wordt meer hout verbrand in plaats van verwerkt. Veranderingen in landgebruik zijn algemeen nadelig voor de opslagcapaciteit van bodems. Ze zijn jaarlijks verantwoordelijk voor 0,9 Mt extra emissies in 2022 vergeleken met 1990. De toename van de bouwoppervlakte en bebouwde gebieden, ten koste van landgebruik met meer mogelijkheden voor koolstofopslag (weiden, bossen…) veroorzaakt emissies die in bepaalde gebieden niet kunnen worden gecompenseerd door herbebossing.
Kortom, hoewel er hier en daar op deelgebieden vooruitgang werd geboekt gaat de verandering helemaal niet snel genoeg om de eigen doelstellingen te bereiken. Laat staan om genoeg bij te dragen tot het stoppen van de klimaatverandering. Bovendien zijn er ook heel wat sectoren waar zelfs nog achteruitgaat. Denk maar aan de veeteelt, het landgebruik en de mobiliteit. Dit alles maakt duidelijk dat oproepen tot een ‘klimaatpauze’ onverantwoordelijk, onredelijk, onwetenschappelijk en onethisch zijn. Als dit geen wake up call is voor onze politici, dan is vraag wie of wat ze nog vertegenwoordigen heel sterk aan de orde.
Sammy Roelant