Multinationals serveren Europa GGO’s en pesticiden

Op 5 juli 2023 kwam het nieuws naar buiten dat Europese Commissie een wetsvoorstel klaar heeft rond haar beleid tegenover genetisch gemanipuleerde organismen (GGO’s). Waar Europa voordien strenge voorwaarden stelde aan genetisch gewijzigde gewassen, wil de Commissie de markt voor GGO’s nu verder opstellen en daarbij verregaande versoepelingen toelaten. Zo zouden grondige veiligheidschecks vervallen. Verder zouden consumenten niet weten dat ze GGO’s kopen en eten omdat een label niet (meer) hoeft. Zo blijven we uiteindelijk in het ongewisse over de samenstelling en kwaliteit van ons voedsel. 

Dit voorstel kadert in het klimaatbeleid van de Europese Unie, dat in deze eerder aan een te late maar alsnog preventieve vorm van symptoombestrijding doet denken. De Commissie gelooft – nu samen met de zaden- en pesticidelobby – dat GGO’s de grillige omstandigheden van de klimaatverandering zullen kunnen doorstaan. Daarbij gaat het voornamelijk droogteresistentie of te ‘natte’ omstandigheden die gewassen kunnen verzwakken of oogsten doen mislukken.

Hoewel de klimaatontwrichting inderdaad een ernstige bedreiging is voor onze voedselvoorziening en landbouw, stelt de Commissie haar vertrouwen vooral in technologische oplossingen. De commissie lijkt zich zo ook neer te leggen bij een toekomst waarin ons klimaat (ernstig) ontwricht zal zijn in plaats van dit scenario te proberen vermijden.

Bovendien zijn we wat GGO’s betreft nog niet aan ons proefstuk toe. Zowel de impact op het leefmilieu als de gezondheid zijn onzeker buiten een klinische omgeving. Zo is er steeds de mogelijkheid dat er accidentele genetische wijzigingen plaatsvinden zodat zelfs de producenten niet precies weten wat ze in het leefmilieu en op ons bord brengen. Bovendien kunnen gewijzigde gewassen zich kruisen met bestaande vegetatie en resistente eigenschappen overdragen. Onkruid tussen gewassen zou zo ook ‘sterker’ kunnen worden, wat vervolgens weer om meer en ‘betere’ pesticiden zou vragen. Deze risico’s kunnen eveneens een impact hebben op de biologische landbouw. Er zijn nog heel wat onduidelijkheden rond GGO’s en hun impact op lange termijn.   


Meer macht aan de voedselreuzen

Daarnaast blijft het muisstil over de fundamenten van ons Europees landbouwmodel. Momenteel draait de agro-industrie op monoculturen en de wijdverspreide inzet van pesticiden. Een handvol onzichtbare voedselreuzen controleren wereldwijd de teelt van voedsel doordat ze de markt voor zaden, kunstmest en pesticiden in handen hebben. Terwijl Unilever, Nestlé, Montsanto, Bayer, Syngenta en BASF ons bekend(er) in de oren klinken, spelen grote onbekenden als Archer Daniels Midland, Bunge, Cargill en Louis Dreyfus een belangrijke rol in het globale geïndustrialiseerde voedselsysteem.

De inzet op export (ook buiten Europa) en grootschalige landbouw laat intussen veel boeren achter met investeringsschulden. Dit alles zonder dat er een eerlijke prijs naar hen terugvloeit voor de, en dit mag toch gezegd worden, noodzakelijke dienst die zij de wereldbevolking verlenen door ons te voeden. GGO’s – en de ontwikkeling van zaden, meststoffen en pesticiden aangepast aan die GGO’s – kunnen net een nieuwe industriële schakel worden in de ketting waaraan veel boeren vandaag vasthangen. Dit terwijl grote spelers de ketting strakker houden.

Het voorstel van de Commissie rond GGO’s surft dus verder op ditzelfde elan. Het zal de sociaal onrechtvaardige systeemfouten niet verhelpen. Integendeel, het zal de macht over een existentiële kwestie als voeding verder concentreren in de handen van enkele multinationals – en dat in een periode waarin klimaatveranderingen én de achteruitgang van de biodiversiteit tot wereldwijde voedselcrisissen leiden. 

In aanvulling van het nieuwe voorstel rond GGO’s werd deze week ook bekend dat een andere stemming over pesticiden (Sustainable Use of Pesticides) uitgesteld is tot oktober. Dit vertragingsmanoeuvre voor een strenger pesticidenbeleid valt op een koude steen bij centrumlinkse fracties in het Europese Parlement. In september zouden nieuwe debatten gepland staan, waar vooral de centrumrechtse fractie Europese Volkspartij (EVP) haar discours opnieuw op tafel willen leggen. Een discours dat multinationals meer inspraak geeft en minder regulering vraagt.

In zo’n scenario, heeft Climaxi er allerminst vertrouwen in dat multinationals ons te hulp zullen schieten. Het zal tegen een hoge prijs zijn en slechts een geselecteerde fractie van de wereldbevolking bereiken. De grote druk die de biotech-sector opgebouwd heeft rond dit Europees dossier, toont de zwaarwichtigheid van de economisch belangen die spelen. Ook dat baart de Europese Commissie volgens ons te weinig zorgen. 


Technologisch fetisjisme 

Landbouwsubsidies zijn de grootste kostenpost van Europa. Met deze stromen aan publiek geld, heeft Europa een krachtige hefboom in handen om het Europees landbouwbeleid te sturen richting een socialer, gezonder en duurzamer model. 

Met dit wetsvoorstel kiest de Europese Commissie evenwel (opnieuw) voor afhankelijkheid van multinationals – die technologische innovatie naar voor weten te schuiven als heilige graal voor de uitdagingen die op ons afkomen. Dat net deze bedrijven ook een grote (historische) verantwoordelijkheid dragen in de schrijnende toestand van de globale biodiversiteit, het klimaat en de mensenrechten, lijkt niet relevant.

Climaxi is ervan overtuigd dat een ander Europees landbouwmodel mogelijk en noodzakelijk is. We moeten buiten de logica van de agro-industrie denken en inzetten op meer kleinschalige landbouw, biologische teelt, diversificatie van onze gewassen, ondersteuning van boeren en een model organiseren waarin mens, natuur en landbouw in goed nabuurschap leven. Die verandering start voor ons op het niveau van een boerderij – niet op het niveau van CEO’s en aandeelhouders.

Volgend jaar is België voorzitter van de Europese Raad, waardoor ons land een stempel kan drukken op dit wetsvoorstel. Climaxi roept de regeringen van dit land dan ook op om zich kritisch en terughoudend op te stellen in deze onderhandelingen. Nogmaals, dit begint met de vraag ‘wie wordt er nu echt beter van dit voorstel en waarom?’. 

Katrin Van den Troost en Michelle Van Impe