Brugge: Stadionsoap in tien bedrijven
Eind oktober 2022 maakte de Raad van State brandhout van het Grup (gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan) voor de bouw van een voetbalstadion en -zone voor Cercle Brugge langs de Blankenbergse Steenweg. De argumentatie voor deze vernietiging ent zich op ‘kwistig ruimtegebruik’. Bij deze is er een nieuwe episode in een lange politieke vaudeville waarbij Koning Voetbal en zijn lakeien clashen met een verscherpt bewustzijn rond ruimtelijke ordening.
Brugge kent sinds 1899 twee voetbalploegen die een rol spelen in het nationale competitievoetbal. In datzelfde jaar werd Cercle Brugge opgericht en werd de tweestrijd met het het acht jaar oudere Club Brugge gestart. Net zoals de meeste rivaliteiten – van Kaïn en Abel tot Lisa Simpson met de Unibrow baby, de Montagues en de Capulets of Alien versus Predator – gaat die vijandigheid minder over redelijke zaken dan wel over irrationele emoties. Wanneer dergelijke emotionele geladenheid dan nog heel wat andere mensen meesleept, dreigt het verstand en het maatschappelijke belang al eens het onderspit te delven. Een kwestie dat in het voetbal, met zijn eigen maatschappelijke logica, wel vaker voorvalt.
Cercle en Club speelden sinds de jaren twintig van vorige eeuw respectievelijk in het Demedtsstadion en het Dyserinckstadion (de Klokke) op de Torhoutsesteenweg. In de Vlaamse traditie van verkokering en klassetegenstellingen (denk aan volks versus elitair en katholiek versus ongelovig) werd deze rivaliteit jaarlijks verder uitgediept. Todat in de jaren zeventig toenmalige Burgemeester Michel Van Maele – bekend om zijn schimmige gronddeals en een geur van corruptie rond zijn beleid – de op dat moment financieel noodlijdende clubs een hand toestak. De stad Brugge bouwde het nieuwe voetbalstadion Olympia voor 250 miljoen Belgische frank (omgerekend 21 miljoen euro) waar beide ploegen gebruik van konden maken. Op deze manier konden ze hun eigen stadions te gelde maken: de Klokke werd daaropvolgend verkaveld terwijl het Demedtsstadion tot parking omgedoopt werd. De lokale overheid bood diverse financiële voordelen aan de clubs: er was een kleine huursom voor het stadion verschuldigd, Van Maele kwam in het bestuur van Club en de groendienst onderhield het domein.
Doorheen de tijd kwamen er nog bijkomende investeringen in het stadion: na het Heyzeldrama werden staanplaatsen vervangen door zitplaatsen; eind jaren ‘80 kwamen er loges en bussinesseats, waardoor het volkse karakter van de sport werd verruild voor zakelijke belangen; en in de aanloop naar Euro 2000 werden extra tribunes gebouwd. Om Vlaamse kneuterige redenen veranderde de naam van het Olympiastadion naar het Jan Breydelstadion en werd er 400 miljoen Belgische frank (omgerekend 16 miljoen euro) geïnvesteerd. Deze nieuwe investeringen bleken niet al te duurzaam. Na een machtswissel met Shakespeariaanse allures bij Club – waarover de meeste betrokkenen nog steeds de kaken op elkaar geklemd houden – evolueerde Club van een vzw naar een Luxemburgse vennootschap onder leiding van projectontwikkelaar Bart Verhaeghe.
Verhaeghe werd via voormalig voorzitter Dhooghe een partner in het stadionproject terwijl hij op dat moment eveneens bij een aantal aanbestedingsprojecten van de Vlaamse overheid betrokken was. Eén daarvan was Uplace Machelen: een omstreden project in het kader van de toenmalige ‘brownfieldconvenanten’ waarbij overheidsgeld naar privéontwikkelaars vloeide om vervuilde gronden ‘maatschappelijk nuttig’ in te zetten. Bovendien kwam de Vlaamse regering – vertegenwoordigd door kleppers als Muyters en Schauvlieghe –verschillende keren tussen in dit dossier ten gunste van het project. De plannen werden echter teruggefloten door de Raad van State (in 2014 en 2016), de provincie (in 2011) en de Vlaamse Raad voor vergunningsbetwistingen (in 2018).
In Brugge wilde Verhaeghe oorspronkelijk een stuk landbouwgrond langs de E40 in Loppem aanwenden voor zijn stadionproject, of beter gesteld: voor zijn commerciële project. Het stadion zou onderdeel worden van een groot winkelcomplex met een megaparking, kantoren en andere commerciële uitbatingen. Dat Club Brugge als gevolg hiervan niet meer in Brugge zou spelen, was een bijkomstig sentiment. In tegenstelling tot bij artiesten, weten we dat in financiële zaken sentiment van weinig tel is. Verschillende milieubewegingen en Groen protesteerden tegen het plan omwille van de verloren open ruimte en biodiversiteit, problemen met mobilitiet, fijn stof, wateroverlast, etcetera.Voorzitter Dhooghe bleek hierin geen goeie diplomaat en liet niet na supporters op te jutten in een poging politieke doorbraken te forceren. Zo werd tijdens de gemeenteraad van Zedelgem de auto van een groen raadslid gevandaliseerd. Tijdens de gemeenteraad in Brugge plaatste Club een frietkraam en biertent om honderden verhitte supporters naar de ingang van het stadhuis te trekken. De gratis frieten en bier konden niet voorkomen dat er een intimderende sfeer was doorheen de zitting.
Door verschillende problemen raakte de piste van Loppem niet van de grond maar het leek vast te staan dat er ergens open ruimte zou worden aangesneden voor dit project. Bovendien wilde geen enkele traditionele lokale politicus een electorale bonus bij de clubsupporters versmaden door het voetbal niet ter wille te zijn. Zo kwamen er voorstellen voor Chartreuse op een paar honderd meter van de eerder voorgestelde site in Loppem, nu echter op Brugs grondgebied maar mét dezelfde nadelige gevolgen. Hiervoor werd een plan voorgesteld door Resoc dat vooral bestond uit financieel nattevingerwerk. Er kwamen ook voorstellen voor de Blankenbergsesteenweg (landbouwgebied, een voorstel van Burgemeester Moenaert) en de Spie (landbouwgebied dat in het nieuwe grup industriegebied zou worden).
Vanuit groene hoek kwam er vervolgens een voorstel om het bestaande stadion te renoveren. Maar dat bleek volgens Club, Cercle, de lokale politiek en Vlaanderen van de pot gerukt: onmogelijk! Het leek bijna alsof er niet al veertig jaar elke week werd gevoetbald in Olympia en alsof de Vlaamse bouwmeester geen haalbaar plan ontworpen had voor dergelijke renovatie die in 2011 al grealiseerd had kunnen zijn. Argumenten die hiervoor aangehaald werden waren dat er in 2007 betonrot vastgesteld werd en het stadion quasi op instorten stond. Wat deze euvels ons vertellen over de investering van 16 miljoen euro in 2000, bleef helaas onderbelicht. Nochtans was op voorhand duidelijk dat plannen waarbij open ruimte zou sneuvelen juridisch onhaalbaar zouden zijn en aanleiding zouden geven tot een schending van ruimtelijke wetgeving en duurzaamheidsoverwegingen.
De groenen stelden terecht dat de snelste weg naar een nieuw stadion via de Olympiasite liep terwijl de politieke mentaliteit van ‘we-fiksen-dat-wel’ vooral voorbij fietste aan deze piste. Intussen werd het eveneens onmogelijk dat Club en Cercle nog in eenzelfde stadion zouden spelen: de wederzijdse verwijten werden voetbalwaardig heen en weer geslingerd waardoor er een eind kwam aan een veertigjarige periode van vreedzaam samen voetballen in één stadion.
In 2009 hakte de Vlaamse regering de knoop door: het stadion in Chartreuse mocht gebouwd worden met winkel- én kantoorruimtes. In 2013 vernietigde de Raad van State deze plannen terwijl Club dit achter de schermen leek te verwachten: de nieuwe plannen lagen al klaar. De volgende strategie bestond eruit om aan de Blankenbergsesteenweg twee voetbalstadions te bouwen: één met 44.000 plaatsen voor Club en één met 12.000 plaatsen voor Cercle. Bij nader inzien wilde Cercle niet mee verhuizen waardoor ook dit voorstel sneuvelde. Tussen de supporters van beide ploegen zat het er intussen bovenarms op terwijl uitlatingen van lokale politici over de zaak amper het niveau van de supporters oversteeg.
In 2015 stelt Club uiteindelijk voor om alleen naar de Blankbergsesteenweg te verhuizen: het begin van, alweer, een nieuwe soap over een juridisch onmogelijke plek. In dit scenario zou Cercle in het Jan Breydelstadion blijven, dat verkleind zou worden. In september 2017 ging de Vlaamse regering – nog steeds met dezelfde partijen aan boord – wederom akkoord met het voorgelegde plan en het Grup. Bij het openbaar onderzoek werden echter verschillende klachten ingediend, onder meer door (de voetbalwereld is klein) voetbalconcurrenten Paul Gheysens (Ghelamco en AA Gent) en Joris Ide (vennoot van Marc Coucke van Anderlecht). Gheysens en Ide waren beiden eigenaar van gronden langs het terrein en verzetten zich tegen de onteigening daarvan. Evenwel dienden ook natuurverenigingen, waaronder vzw Groen (niet te verwarren met de partij) klacht in. Intussen was het plan echter alweer bijgewerkt: Club zou nu op Jan Breydel blijven – plotseling was dat blijkbaar wél mogelijk – en Cercle zou een kleiner stadion krijgen aan de Blankenbergsesteenweg.
In deze episode kreeg de procederende vzw Groen recent gelijk van de Raad van State rond het Grup Blankenbergsesteenweg. De Raad laakte de ongefundeerde, kwistige en onduurzame omgang met open ruimte waarmee exact dezelfde motivering werd aangehaald als bij de vorige voorstellen alsook bij Uplace Machelen. In een tijd waarin duurzaam ruimtegebruik en een betonstop steeds prangender op de politieke agenda staan, leek deze manier van werken eerder op politiek uit de vorige eeuw dan op een onderbouwde toekomstvisie. Toch bestond de reactie van lokaal schepen Franky Demon (CD&V) eruit “Dat ze verder gingen proberen op de Blankenbergsesteenweg.” Het toont nog maar eens dat argumenten zoals macht, geld voor particuliere belangen en voetbalpopulisme belangrijker zijn dan het algemeen belang. Op deze manier houden projectontwikkelaars onze overheden, rechtbanken en samenleving jaren gegijzeld met dubieuze projecten. Politici die tegen een juridische muur aanbotsen opperen dan dat de macht van de Raad van State moet worden ingeperkt net als de slagkracht van burgers die bezwaren aantekenen. ‘Het primaat van de politiek’ moet versterkt worden maar dat primaat lijkt vaak enkele economische spelers te dienen waardoor het democratisch argument voor dit primaat eerder een schaamlapje lijkt voor andere belangen.
Sammy Roelant