Boeren- en klimaatbeweging: samen tegen stikstofregeling.

vzw Climaxi is een klimaatbeweging met sociale inslag. Wij willen natuur, leefmilieu en klimaat in overeenstemming brengen met de doelstellingen die nodig zijn om deze planeet te bewaren en te verbeteren. Daarbij beseffen wij dat we een meerderheid van de mensen nodig hebben om dit doel te bereiken. We stellen ook vast dat deze omslag zeer moeilijk wordt binnen het bestaande marktsysteem: er zijn te weinig correcties aan deze absoluut vrije markt. In dit bedje is ook de voorgestelde stikstofregeling van de Vlaamse Regering ziek.

We gaan akkoord met de intenties van het beleid en delen volledig het Europees en Vlaams perspectief rond het verbeteren van onze natuur en onze Natura 2000 gebieden. We willen dan ook geen afbreuk doen aan de maximumnormen in SBZ’s of de betrachting om de veestapel te verkleinen. We hebben evenwel de indruk dat de landbouwers zware inspanningen moeten doen, terwijl de industrie er vrij goedkoop van afkomt. Komen er bijvoorbeeld ook gratis emissierechten voor landbouwers? De Vlaamse Overheid zelf blijft de uitbreiding van de Antwerpse haven stimuleren en de verspreiding van de verkeersdruk ervan over allerhande Vlaamse (nieuw aan te leggen) wegen. Investeringen in het openbaar vervoer blijven op Vlaams niveau (De Lijn) ondermaats.

Het sociale rechtvaardigheidsprincipe vinden we niet helemaal terug in de voorgestelde PAS-maatregelen. Integendeel. In het MER-rapport schrijft men op p. 259 terecht dat “Het valt te verwachten dat de kleinere bedrijven of bedrijven met een beperkt toekomstperspectief (oudere bedrijfsleiders zonder opvolging) de investeringen die nodig zijn om de emissiereducties te realiseren niet zullen doen en eerder zullen stoppen. Daartegenover staat een schaalvergroting bij bedrijven die dergelijke investeringen wel aankunnen. Deze trends hebben ongetwijfeld ook ruimtelijke gevolgen. Verwacht worden dat de autonome ontwikkelingen van toenemend niet-agrarisch gebruik van hoeves of vertuining van de huiskavel zich nog verder zullen doorzetten, tenzij een ander ruimtelijk beleid wordt gevoerd. Mogelijk leidt dit ook tot enerzijds de vraag naar bijkomende ‘megastallen’ en anderzijds de opkomst van meer extensieve bedrijfsmodellen in de nabijheid van de SBZ-H’s.”

Dit is precies een evolutie die geen soelaas brengt: het zal er enkel voor zorgen dat er zich nog meer conflicten voordoen rond ruimtelijke ordening. Landbouw dreigt op deze manier een industrietak te worden waar enkelen hun brood verdienen en velen noodgedwongen de sector verlaten of proberen de eindjes aan mekaar te knopen via hobbyboeren, deeltijds werken enz. Dit is een lot dat onze voedselproducenten niet verdienen. Men moet maar eens gaan kijken in andere landen naar de gevolgen van concentratie door grote industriële bedrijven in de landbouw: nog sterkere economische machten die eenzijdig de prijs bepalen en op deze manier de kleine boeren buiten concurreren. Deze tendens bevordert ook de macht van economische groepen (zoals vb Colruyten andere grootwarenhuizen) die buiten de landbouw staan. Zij kunnen via verticale integratie de sector monopoliseren en alweer druk zetten op de prijzen.

Deze evolutie wordt door het plan concreet gemaakt: de vrijgekomen Nutriënten Emissie Rechten (NER) kunnen enkel opgenomen worden door bedrijven die een luchtwasser hebben. Die luchtwassers zijn dieronvriendelijk en verbruiken massa’s energie. Overigens blijkt ook dat die niet altijd gebruikt worden (https://www.landbouwleven.be/11018/article/2021-06-07/tekortkomingen-bij-de-inzet-van-luchtwassers) en tekortkomingen kennen in hun werking. Terecht ontstaat ook de vrees dat we met de NER’s dezelfde weg opgaan als bij de uitstootrechten voor CO2: verhandelbare rechten die de onderlinge concurrentie nog ingewikkelder maken, een groot niet performant mistgordijn creëren en op termijn eigenlijk nefast zijn voor klimaat en leefmilieu. Wij eisen dat die NER’s onder participatief overheidsbeheer komen en onverhandelbaar blijven! Om de verpaarding van het platteland tegen te gaan vinden we het belangrijk dat alle dieren onder deze regeling vallen, van het moment dat daar een winstgevend doel mee nagestreefd wordt.

Gebrek aan visie.

Uit de recente brief van de Europese Unie blijkt bovendien dat Europa Vlaanderen een gebrek aan visie verwijt. Deze opinie kunnen wij delen: er wordt in het PAS gekozen om de veestapel af te bouwen en bedrijven te sluiten, maar we zien geen landbouwbeleid. Voor ons moet een landbouwbeleid grondgebonden zijn en zoveel mogelijk gericht op lokale voorzieningen. Zo telt Vlaanderen bijvoorbeeld veel te weinig groententeelt om aan de lokale noden te voldoen. Volgens het Centrum voor de bevordering van de invoer uit Ontwikkelingslanden (CBI Nederland) was België de op vijf na grootste importeur van verse producten (groenten en fruit) in de Europese Unie en wordt de groentemarkt in België gekenmerkt door hoge prijzen als gevolg van dit beperkte aanbod.

Climaxi denkt dat wij een omschakeling nodig hebben in de landbouw richting minder dieren en meer groenten. Dit zou niet alleen een positieve evolutie zijn voor het klimaat, het is ook een economische realiteit: het gedeelte van landbouw dat gericht is op uitvoer kampt al jaren met crashende prijzen. Tussen februari 2021 en februari 2022 is de Belgische uitvoerwaarde van groenten en sommige wortels en knollen met 8,03 miljoen euro (-5,26%) gedaald van 153 miljoen euro tot 145 miljoen euro, terwijl de invoer met 8,82 miljoen euro (5,88%) is gestegen van 150 miljoen euro tot 159 miljoen euro, wat resulteerde in een negatieve handelsbalans van 14,2 miljoen euro, gezien vanuit het Observatory of Economic Complexity (OEC), 's werelds belangrijkste instrument voor de visualisatie van gegevens over de internationale handel. Wie gebonden is aan veilingen en geen eigen afzet of verwerking heeft, kan ternauwernood overleven. We vrezen dat het PAS tegemoetkomt aan de belangen van de agro-industrie in plaats van aan de gemiddeld boer.

Een ander landbouwmodel.

Wij kiezen voor een ander landbouwmodel met een treffelijk inkomen voor de landbouwers en zoveel mogelijke lokale afzet.

  • Wie kiest voor grondgebonden en zelfvoorzienende landbouwsystemen moet beseffen dat er in Vlaanderen geen morzel landbouwgrond te veel is. De grond moet anders gebruikt worden, maar we hebben er geen te veel: dat bewijzen de exuberante prijzen van 50.000 € tot 100.000 € per hectare die men moet neertellen. Ook die prijzen zorgen voor een verdringing van de boer in het landbouwverhaal ten voordele van kapitaalkrachtige individuen of groepen. Wij zijn er dan ook tegen dat landbouwbedrijven met een pennentrek moeten sluiten. Allicht maken ze dan plaats voor nieuw woongebied of werken ze de verpaarding van het platteland in de hand.
  • Wij willen graag inzetten op een andere aanpak: voor elk gebied dient een individuele aanpak opgezet worden die leidt tot de heroriëntatie van de bedrijven op de rode en oranje lijst. Binnen deze benadering per regio moet gekeken worden naar individuele oplossingen en het matchen van de verschillende mogelijkheden. In heel wat dorpen zijn jonge bioboeren op zoek naar meer grond en kan gezocht worden naar een onderlinge ruil van gronden of bedrijven. Sommige familiale bedrijven kunnen wel in de omgeving van Natura 2000 gebied, anderen verhuizen beter. Binnen de Europese fondsen wordt zelfs geld uitgetrokken voor bedrijven die IN Natura 2000 gebied liggen en daar hun toekomst verder kunnen uitbouwen: boomgaarden, extensieve begrazing, kweek van oude graansoorten, boerderijen die zich bezighouden met waterbeheer en erosie. Ook buiten de landbouwfondsen kan men ondersteuning zoeken bij EFRO en de talrijke Leader- en andere fondsen. In sommige Europese landen wordt er gebruik gemaakt van deze mogelijkheden om mooie zaken te realiseren en bestaan er zelfs labels die producten uit Natura 2000 gebieden promoten: De Leader+ regio ‘Almenland Teichalm – Sommeralm’ in Stiermarken produceert uitstekend rundvlees op 3.600 hectare alpenweiden. De Almo, dat is het rund dat op deze alpenweiden geteeld wordt, is nu een geregistreerd handelsmerk en de certificering van het product is aangevraagd. De LAG promoot de Almo-streek als ‘Genussregion’ voor toeristen en restaurants en winkels van kwaliteit verkopen het plaatselijke Almo-rundvlees. De provincie Grosseto op het platteland van Toscane hanteert een sterk geïntegreerde aanpak van financiering van plattelandsontwikkeling. Tussen 2000 en 2007 is het agrotoerisme in de provincie Grosseto verdubbeld. Plattelandstoerisme wordt als een kanaal beschouwd voor het promoten van plaatselijke landbouwproducten en het natuurlijke en historische erfgoed. De toegevoegde waarde van de landbouw steeg met ongeveer 2% per jaar. Tegelijkertijd is de oppervlakte aan regionale beschermde gebieden met ongeveer 10% gestegen, waaronder 3 regionale natuurgebieden en 35 nationale natuurgebieden. Het gebied heeft ook een rijke biodiversiteit aan bloemen.
  • Binnen de bestaande PAS-regeling wordt vooral gezocht naar de Best Beschikbare Technieken. Graag merken wij op dat er binnen de alternatieven die gepresenteerd worden niets terug te vinden is over de Best Beschikbare Praktijken: landbouwers halen bijvoorbeeld goede resultaten door gebruik van zeoliet. Onderzoek van de universiteit Wageningen toonde een ammoniak reductie van 80% aan. Bij ILVO in Melle onderzocht men ook een mengsel met zeoliet erin en deze kwam als beste praktijk uit de proef. Zeoliet is trouwens ook nog erg goed voor de bodem, stimuleert het bodemleven, waardoor deze ook nog veel meer CO² opneemt. Zorgt voor een grote reductie van nitraatuitspoeling in de grond, beschermt de planten beter tegen droge periodes, door de diepere worteling. Tot op vandaag werd heel wat onderzoek gedaan naar de emissie arme technieken in de stallen bouw. Industrie en investeerders zijn meer gebaat zijn bij de verder verkoop van dure stallen. Er zijn amper studies gedaan zijn rond extensieve begrazing. Extensieve veehouderij wordt genegeerd in het debat (oproep artsen zonder grenzen) : https://dierenartsenzondergrenzen.be/nieuwsberichten/nieuw-rapport-roept-op-tot-genuanceerder-debat-over-veeteelt-en-klimaat/)
  • Een aantal alternatieven werden tijdens de MER-procedure niet onderzocht, wat juridisch zeer aanvechtbaar is. In eerste fase zouden alle boeren die onder de 2 GVE/ha (grootvee-eenheden) kunnen blijven door te gaan samenwerken met andere boerderijen met andere teelten. Zo blaast men nieuw zuurstof in gemengde bedrijven in een samenwerkingsverband. Eis zou wel moeten zijn dat het over samenwerking gaat tussen aanpalende lokale bedrijven. Het is niet de bedoeling te compenseren aan den andere kant van het land. In zo een situatie dient er geen mest te worden afgevoerd of verwerkt. Hier op volgend moet er een tweede stap gezet worden: het stimuleren van een bedrijfsvoering van maximaal 1 GVE/ha. Menselijk mest dient terug in de kringloop gebracht te worden.
  • Er zijn te weinig begeleidende maatregelen voorzien. Wij gaan van het idee uit dat mensen die om één of andere reden als landbouwer hun job of werkplaats verliezen (indien dit nog nodig is na de aanpak via actieve begeleiding en vrijwillige grondruil) voor de volle 100 % moeten gecompenseerd worden.
  • Wij vernemen dat het dossier al naar Europa vertrok, voor het openbaar onderzoek afgerond werd. Een bredere dialoog met de sector zal voor het succesvol afronden van dit dossier nodig zijn en wordt ook door Europa aanbevolen: Lidstaten moeten dan ook een dialoog aangaan met belanghebbenden, vooral de plaatselijke landbeheerders, en eenvoudig toegankelijke informatie verstrekken over strategische doelstellingen en instandhoudingsdoelstellingen die verband houden met landbouw habitats en -soorten. Ze moeten er ook voor zorgen dat de instandhoudingsdoelstellingen zo gepresenteerd kunnen worden dat ze pertinent en eenvoudig te begrijpen zijn door landbouwers en landbeheerders.”
  • België moet ook zijn lokaal strategisch plan in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) herzien in een poging het "groener" te maken. De meest recente herziening van het GLB heeft tot doel de groene doelstellingen te versterken, meer middelen uit te trekken voor eco-regelingen en de budgetten voor klimaatsteun te verhogen. De GLB-hervorming brengt obstakels aan het licht die België moet aanpakken, aangezien landbouwers worstelen om hun technieken en activiteiten aan te passen aan de wijzigingen. De Belgische landbouwers hebben verklaard dat het "te veel, te snel" is geworden en dat het landbouwbeleid van het land hen niet helpt bij het doorvoeren van de nodige veranderingen om een milieuvriendelijkere landbouw te beoefenen, aangezien het ontbreekt aan de uitvoering van concretere maatregelen en aan duidelijke, transparante communicatie. Om de PAS- en GLB-systemen op elkaar af te stemmen met het oog op efficiëntere resultaten, zijn er een aantal haalbare oplossingen die deze stap zouden kunnen vergemakkelijken. Een vergelijking kan worden gemaakt met een andere landbouw intensieve EU-lidstaat, Ierland. In het kader van het GLB heeft Ierland de basisbetalingsregeling ingevoerd, die bedoeld is als vangnet voor de inkomens van de landbouwers. Het bedrag van de ontvangen steun staat dus los van de geproduceerde hoeveelheid. Door middel van rechtstreekse betalingen helpt het initiatief de landbouw en de economische activiteiten in heel Ierland in stand te houden. Op die manier wordt het overleven op lange termijn van de Ierse landbouwers verzekerd en worden zij beschermd tegen prijsschommelingen. Deze duurzame landbouwtechniek kan worden onderzocht voor het plaatselijke landbouwsysteem in België en kan worden gebruikt als een stimulans om de landbouwers die zich bezighouden met minder NOx-intensieve landbouwmethoden, verder te promoten. De hervorming van het GLB heeft Ierland er ook toe aangezet een meer "resultaatgerichte regeling" in te voeren, zoals het Burren-programma. Bij dit initiatief worden landbouwers die de grootste milieuvoordelen opleveren, beloond en wordt natuurbehoud een product dat op hetzelfde niveau staat als de opbrengst van vee of gewassen. Bij deze verschuiving naar agro-milieuregelingen ligt de nadruk op een resultaatgerichte strategie in plaats van een actiegerichte strategie, wat betekent dat de betalingen afhankelijk zijn van het bereiken van wenselijke milieuresultaten. Deze milieuregelingen in Ierland moeten worden betaald boven op de eerdergenoemde basisbetalingen. De strategie kan worden gekoppeld aan het belonen van Belgische landbouwers die meer inspanningen leveren om hun NOx-uitstoot te verminderen en hen uiteindelijk aan te moedigen om minder NOx-intensieve landbouwactiviteiten, zoals fruit- en groenteteelt, te gaan beoefenen. In het licht hiervan is er een grote behoefte om de instandhoudingsactiviteiten op Belgische landbouwbedrijven nauwkeurig te kwantificeren en te belonen, samen met het leveren van sociale voordelen die uit deze strategie voortvloeien.
  • Het voorliggende stikstof plan biedt geen enkele rechtszekerheid op lange termijn. Dat is nochtans één van de voornaamste voorwaarden voor een duurzame voedselproductie. Te verwachten is dat we, wanneer dit plan uitgevoerd wordt, over enkele jaren weer van voorafgaan kunnen beginnen.
  • Landbouwbedrijven die biologisch werken en minder dan 1 % van de mestuitstoot in een SBZ (beschermde zone) veroorzaken, kunnen blijven. Deze marge is erg klein. Een boer vertelt: “1% is erg weinig, veel bio-bedrijven zitten daarboven. Zo ook wij (op 2%) De dichtstbij zijnde SBZ voor ons, ligt in onze eigen weiden. 35 jaar geleden hebben we veel houtkanten en hagen aangeplant, poelen gegraven. Dit werd nu als bijzondere zone ingekleurd, dus straks zijn we slachtoffer van de natuur inspanningen die we zelf gedaan hebben…”. Wij pleiten ervoor om dit percentage op te trekken tot 2,5 % en om het niet te beperken tot de officieel gecertificeerde labels, maar om een specifiek lastenboek op te stellen. Er zijn immers ook bedrijven in omschakeling of boeren die om specifieke redenen geen label willen. Die hoeven niet uitgesloten te worden.

Filip De Bodt (met dank aan Wim Moyaert, Renaat Devreese en Emelline La Fortune)

Boerenforum_Champ du Chaudron