Het dieptepunt van de klimaattop COP 28

De Klimaattop COP 28 in de Verenigde Arabische Emiraten nadert haar hoogtepunt nu de regeringsleiders de delegaties vervoegen en de slotverklaring wordt (her)onderhandeld. Zelden waren de gevoelens zo gemengd. Hoewel de ontmoeting van zoveel leiders op een politieke top over de toekomst van de mensheid hoopgevend blijft voor het feit dat multilateraal overleg mogelijk is, dat compromissen kunnen en dat de internationale politieke orde niet geheel vervallen is tot geopolitieke strijd, blijken er ook allerlei dubieuze of gevaarlijke mechanismen aan het werk. Het feit dat de top in een ondemocratische oliestaat plaatsvindt en geleid wordt door Al Jaber, het hoofd van een olieconcern, deed velen steigeren. Maar ook voor vele anderen lijkt zo’n top hét middel om de eigen ideologische retoriek te etaleren, of vooral voor de tribune thuis te spreken. Als we premier De Croo mogen geloven was onze federale regering vooral aanwezig om Belgische bedrijven aan te prijzen en economische opportuniteiten te zoeken. Je zou haast vergeten om wat het echt gaat in de Emiraten. De ongeloofwaardigheid van een aantal participanten noopt velen tot het spreken van een poppenkast. Soms uit terechte bekommernis, vanwege klimaatactivisten en wetenschappers, soms uit politiek opportunisme wanneer populisten zoals minister Demir het draagvlak van de klimaatstrijd pogen te ondergraven met dergelijke uitspraken, die in dat geval vooral getuigen van hypocrisie.

Een eerste punt dat opvalt is dat impact van de groeiende multipolariteit van de internationale politieke machtsverhoudingen. Na de periode van de Koude Oorlog, grotendeels gedomineerd door twee grote spelers namelijk de VS en de USSR, kwamen we terecht in een door het westen, en dan vooral de VS gedomineerde wereldorde, zowel qua militaire en veiligheidsinfrastructuur, economisch en ideologisch leiderschap, dominantie binnen organisaties als IMF of Wereldbank en een groot cultureel overwicht. De voorbije jaren lijkt deze periode toch deels op haar einde te lopen. De macht van de VS blijft groot, ook economisch, maar er ontstaan ook veel nieuwe verbanden tussen haar antagonisten en vele landen kiezen meer en meer opportunistisch in hun partnerschappen. Zo presenteren China, Rusland, Indië of sommige olielanden zich steeds vaker als alternatief voor de westerse landen. Door het verstrekken van leningen of het aanwenden van investeringskapitaal tot, in het geval van Rusland, militaire ondersteuning van regimes.

Dat zorgt op een top als COP 28 zowel voor bedreigingen als kansen voor de aanpak van de klimaatverandering. De kansen liggen in het feit dat zich soms nieuwe coalities kunnen aandienen die het Westerse dominante vertoog kunnen uitdagen. Zo kwam er een kleine, maar symbolisch niet onbelangrijke, doorbraak in het Damage and Loss Fund. Dit is een fonds dat CO2-uitstoters doet bijdragen aan de schade die ze veroorzaken in landen die weinig bijdragen aan de klimaatverandering maar die er wel het slachtoffer van zijn. De bedoeling is niet dat er leningen verstrekt worden maar wel degelijk geld wordt gegeven als compensatie voor geleden schade door de klimaatverandering. Sommigen willen dit fonds zelfs rechtstreeks kunnen gebruiken om sommen te kunnen uitkeren aan mensen die slachtoffer werden van klimaatrampen. Daarnaast zou dit fonds ook moeten dienen om kwetsbare landen, waar er een intersectie is tussen conflict- en klimaatrisico’s extra te ondersteunen.

In veel Westerse landen wordt er, zeker ter rechterzijde, sterk tegengewrongen en allerlei argumenten bovengehaald om zo’n financiële responsabilisering tegen te gaan. Na de beslissing voor de oprichting van zo’n fonds vorig jaar op COP27, was er in de praktijk nog niet echt iets van in huis gekomen. Bijvoorbeeld in ons land waren er vanuit N-VA en Open Vld signalen dat ons land al genoeg bijdroeg aan de strijd tegen klimaatverandering (hoewel België over de meeste indicatoren het heel slecht doet) en dat geld geven aan andere landen een vorm van ‘groene waanzin’ was. Deze retoriek – die allerlei winsten bedekken die gemaakt zijn op externaliteiten zoals het uitstoten van schadelijke stoffen – wordt elders ter wereld vaak als ‘westerse hypocrisie’ gelabeld. Dit biedt dan weer kansen aan andere spelers in de strijd voor hegemonie om dit discours te gebruiken voor hun eigen agenda. Zo stortte in dit geval Saudi-Arabië als eerste 100 miljoen in dit fonds waardoor ook andere landen volgden. Dat Saudi-Arabië dit deed omwille van strategische redenen betwijfelen weinig, maar ze hielpen zo wel de ontwikkelingslanden stappen vooruit te zetten in een belangrijk dossier. Ook de uitgebreide investering van de Emiraten in groene infrastructuur in ontwikkelingslanden, past binnen zo’n charme offensief. Hoe zo’n strategie in grote internationale organisaties het westen buitenspel kan zetten, zagen we intussen reeds herhaaldelijk binnen de wereldvoetbalbond Fifa.

De keerzijde van deze groeiende multipolariteit is echter dat in een ander groot dossier die van belang is op deze klimaattop – namelijk de uitfasering van fossiele brandstoffen – er het risico bestaat dat een aantal olieoproducerende landen er in slagen een bondgenootschap vormen dat het uitfaseren van fossiele brandstoffen uit de slottekst weert. Dit blijkt inmiddels reeds de realiteit te zijn. De voorgestelde slottekst vermeldt momenteel niet dat fossiele zullen uitdoven. Hoewel deze eindtekst niet zonder meer wordt aangenomen – zowel Europa, de VS en andere landen pleiten voor een sterkere tekst – halen gas- en olieproducerende landen vooral hun slag thuis.

Dat er stevig gelobbyd wordt hiervoor bleek al diverse malen tijdens deze COP. Niet alleen waren er de verklaringen van voorzitter Al Jaber waar hij een aantal manifest onjuiste uitspraken deed: zoals dat er geen wetenschappelijk bewijs is dat fossiele brandstoffen moeten worden uitgefaseerd voor het beperken van de opwarming. Bovendien bleek uit gelekte documenten dat de Emiraten van de contacten uit de klimaattop wilden gebruik maken om allerlei gas- en petroleumdeals te sluiten met een aantal andere landen. Ook Saudi-Arabië wil de uitfasering blokkeren. Daarbij zijn er grosso modo drie mogelijkheden: er partijen die een geordende totale uitstap uit fossiele brandstoffen willen tegen 2050-2060. Daarnaast zijn er voorstanders om landen zelf vrijwillig maatregelen te laten nemen om het gebruik van fossiele brandstoffen af te bouwen. Een andere groep wil alle verwijzingen uit de slottekst houden en een toekomstige discussie hierover begraven.

Het lijkt er op dat een aantal landen en spelers uit de olie- en gasindustrie hebben ingezet op een ‘merchant of doubt strategy’ zoals we voorheen ook al zagen bij de tabaksindustrie. Dit maakt klimaatwetenschappers en activisten bijzonder bezorgd omdat ze nu extra nadruk willen leggen op hoe belangrijk de uitstap uit fossiele brandstoffen effectief is. In een rapport  over nieuwe klimaatinzichten – gepubliceerd op 3 november 2023 door de VN’s World Climate Research Programme, Future Earth en Earth League – werd er bij de communicatie nog eens specifiek benadrukt dat een snelle’phase out’ nodig is om de doelstellingen van Parijs nog te kunnen halen. Het rapport presenteert hierrond vier inzichten:

  1. 1) De CO2-uitstoot van bestaande infrastructuur voor fossiele brandstof overstijgt het CO2-budget om binnen het bereik van de doelstellingen van het akkoord van Parijs te blijven. Toch wordt die infrastructuur nog uitgebreid door overheden, bedrijven en investeerders.
  2. 2) Zo’n investeringen dreigen miljarden euro’s aan gestrande activa te creëren en daardoor decarbonisatie te ondermijnen.
  3. 3) Overheden moeten een faire phase out organiseren van productie en consumptie van fossiele brandstoffen. Dit moet de energietransitie vooruithelpen.
  4. 4) Het uitstellen van maatregelen dreigt de kost en de disruptie door toekomstige maatregelen te verergeren. Kortom, het uitfaseren van fossiele brandstoffen is op dit moment zowat de essentiële strategie op klimaatvlak.

Bij de andere inzichten wordt onder meer gesteld dat de overschrijding van 1,5° opwarming vermijden in sneltempo onbereikbaar wordt. Dat te veel rekenen op het stockeren van CO2 uiterst riskant is omdat er nauwelijks duidelijkheid is over de mogelijkheden daarvan. Ook het hervormen van ons voedselsysteem is cruciaal. De hele studie kan je via deze link nalezen.

De volgende kaap die dan zal moeten worden genomen tijdens COP28, zal de zogenaamde stocktake zijn. Ook dat belooft een niet zo fraai schouwspel te worden. De uitslag van de stocktake is min of meer duidelijk: bijna iedereen heeft gefaald in het halen van de beloftes in Parijs en de klimaatplannen moeten worden aangescherpt. Om dat ook effectief gezegd te krijgen door de politici en hen de juiste conclusies te laten trekken – zijnde dat er forse bijkomende inspanningen nodig zijn – lijkt niet echt evident. Omdat men ondertussen nog discussieert of de uitfasering van fossiele brandstoffen zelfs opgenomen moet worden in de eindtekst, lijkt deze COP28 het zoveelste voorbeeld van scheve klimaatsymboliek in plaats van een aanzet tot daadwerkelijk beleid en actie.

Sammy Roelant