Brief aan parlementsleden: ongelijke verdeling PFAS maant aan tot actie
December vorig jaar stelde PFAS-coördinator Karel Vrancken bij het einde van zijn mandaat dat Vlaanderen te vervuild is om een adequaat milieubeleid te voeren. Volgens de PFAS-coördinator moesten Vlamingen een zeker gezondheidsrisico aanvaarden. In juni dit jaar organiseerde Climaxi in samenwerking met lokale actiegroepen een bloedonderzoek in vijf regio’s vlakbij PFAS-vervuilingshaarden in Stabroek (verbrandingsoven Indaver), Oostende (blusincidenten luchthaven), Kruisem-Waregem (gewezen bebouwde stortplaats), Kortemark (stortplaats Silvamo) en Ronse (textielindustrie).
De resultaten van dat onderzoek zijn in augustus gepubliceerd, met toelichting van de Nederlandse toxicoloog Jacob De Boer. De Europese EFSA-4-norm ligt op 6,9 microgram PFAS per liter serum voor de som van PFOS, PFOA, PFHxS en PFNA. 75% van de geanalyseerde stalen tekenden voor de som van enkel PFOS en PFOA al een waarde hoger dan 6,9 microgram per liter serum op. Die gezondheidsnorm is er niet zomaar. Boven die grenswaarde is er een negatieve impact op de gezondheid. Omdat driekwart van de onderzochte mensen de norm overschrijdt, wijst dat er volgens Climaxi op dat er ook buiten Zwijndrecht en 3M in Vlaanderen sites zijn die extra aandacht verdienen.
In diezelfde periode lanceerde Bond Beter Leefmilieu een bloedonderzoek bij politici, in de hoop de PFAS-problematiek op de parlementaire agenda te krijgen. Acht politici werden onderzocht. Bij allemaal werden meerdere PFAS-verbindingen teruggevonden in het bloed. Deze kleinschalige studie bevestigt dat PFAS-verbindingen overal verspreid zijn. Opvallend is dat bij geen enkele politicus de waarde hoger is dan die bewuste gezondheidsnorm van 6,9 microgram per liter serum.
De resultaten van deze twee kleinschalige onderzoeken doen blijken dat de waarden van politici dermate verschillen met de waarden van omwonden van vervuilingshaarden in Stabroek, Oostende, Kruisem-Waregem, Kortemark en Ronse. Dit wijst erop dat het beleid extra aandacht moet geven aan mensen die dichtbij vervuiling wonen en werken. Dit staaft het vermoeden dat PFAS ongelijk verdeeld is naar waar mensen wonen en werken. Daarom is Climaxi ook blij dat minister Crevits de bloedonderzoeken uitbreidt.
Zelfs al zijn de steekproeven klein, de cijfers blijken van die orde te zijn dat er wel degelijk statistisch significante conclusies te trekken zijn. Anders gezegd: de tendens van waarden onder de gezondheidsnorm bij parlementairen en het grote aandeel boven de gezondheidsnorm in het onderzoek van Climaxi zal quasi zeker steeds opnieuw bevestigd worden, ook bij een grootschalig onderzoek.
Dat zo goed als iedereen PFAS in het bloed heeft, is vooral te verklaren door niet plaatsgebonden blootstelling, zoals het gebruik van bepaalde anti-aanbakpannen, cosmeticaproducten, met PFAS bewerkte kledij... Bij de mensen die deelnamen aan het onderzoek van Climaxi, noteren we een surplus aan PFAS in het bloed. Daar spelen er andere elementen, bovenop de algemeen gedeelde blootstelling: eieren eten uit eigen tuin, contaminatie uit de bodem en grondwater, ...
De link tussen hogere waardes door de woon- of werkomgeving maakt dat de vervuiler moet opdraaien voor de schade. Er is nood aan een gericht beleid bij PFAS- en andere vervuilingshaarden. Dit beleid geeft de overheid de hefboom om het principe van de vervuiler betaalt ook effectief toe te passen. Vlaanderen moet snel werk maken om de ongelijke verspreiding van PFAS in het bloed in kaart te brengen om daaraan de broodnodige acties voor sanering te koppelen.
Tim Deweerdt en Katrin Van den Troost