De sportvisserij: een onaangename waarheid?
Het Vlaamse Parlement discuteerde deze week over de Sportvisserij. De eerderheid stelde een resolutie voor waarin aangedrongen wordt op verder monitorwerk rond deze sector. Nu er discussie is op nationaal niveau rond de zin of niet om de recreatieve visserij gedeeltelijk onder te brengen in de beroepssector, is het tijd om die samen met zijn vangsten en regelgeving te bestuderen.
Men onderscheidt dan sportvisserij met gesleept tuig, zeehengelen en strandvisserij. Over deze laatste activiteit hebben we het even niet.
Bij hobbyvisserij denkt men niet meteen dat die een invloed kan hebben op het milieu. De voorbije jaren zijn er nochtans verschillende signalen geweest die aangeven dat hobbyvissers wel degelijk een impact hebben op de visbestanden. In het artikel “De zware impact van een hobby” uit EOS Jrg. 23 (2006) verklaren twee wetenschappers van het Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek (ILVO), dat zij maar een heel beperkt zicht hebben op dit fenomeen. Controle op de vangst is volgens hen zo goed als onbestaande.
In februari 2007 verschijnt een pilootstudie van het ILVO over de recreatieve vangsten op kabeljauw in Belgische wateren met volgend besluit: In acht genomen het benaderende karakter van de schattingen, kan besloten worden dat de jaarlijkse kabeljauwvangsten voor de kust door de Belgische recreatieve visserij 100 tot 200 ton bedragen. Merk op dat zelfs de minimale schatting van 100 ton kabeljauw per jaar een grote hoeveelheid is. De beroepssector haalde dit jaar een kleine 1000 ton binnen.
In de zomer van 2013 verschijnt de doctoraatstudie van Ann-Katrien Lescrauwaet “Onzichtbare vangst: een eeuw van bijvangst en ongerapporteerde aanvoer van de zeevisserij in België van 1929 tot 2010”. Daarin schrijft de auteur dat tot de helft van de aangevoerde vis niet geregistreerd is en dat die in toenemende mate uit de sector van de kleinere vaartuigen (sportvissers) komt.
Deze signalen worden dan weer in de verschillende Visserijrapporten (VIRA) van de overheid ontkend.
In VIRA 2012 staat bijvoorbeeld dat er aanwijzingen zijn dat de vangsten van de recreatieve visserij in het Belgisch deel van de Noordzee verwaarloosbaar zijn en naar schatting zouden, zegt men, in de vier kusthavens slechts enkele tientallen vaartuigen actief zijn. In VIRA 2014 is er niets meer terug te vinden over recreatieve visserij.
Wat weet men vandaag?
Het is pas na monitoring in het kader van zowel het GIFS-project als het LIVES-project (april 2016) dat meerdere wenkbrauwen plots gefronst werden. Die monitoring is vereist op basis van het EU Data Collection Framework waarin gegevens verzameld worden ter ondersteuning voor het in kaart brengen van de visbestanden. De inventarisatie heeft het over niet minder dan 631 recreatieve vissersboten die actief zijn in het Belgisch deel van de Noordzee: 529 hengelaars, 53 bordennetten, 29 boomkorren en 20 gemengde vaartuigen. Het is merkwaardig dat op enkele jaren tijd het aantal recreatieve vaartuigen plots stijgt van enkele tientallen tot 631. Eens het aantal recreatieve scheepjes in kaart is gebracht, volgt de onvermijdelijke vraag: wat wordt door deze hobbyvloot aangeland?
Dat er een aardig visje en garnaaltje gevangen wordt staat buiten kijf. Enkele voorbeelden van de Yachting Club De Panne: Bij de Grote Garnaal wedstrijd op 14 september 2014 vangt de winnaar gedurende twee uren liefst 64,40 kilogram garnaal. Tijdens een andere wedstrijd op 12 april 2015 vangt de winnaar 182 vissen (geen enkele ervan is ondermaats) met een totaal gewicht van 68,71 kilogram. Het is eigenaardig dat mensen bij dergelijke cijfers de andere kant opkijken, goed wetende dat men zulke hoeveelheden moeilijk kan consumeren in eigen huis en dat het recreanten verboden is om hun vangst te vermarkten. Waar gaat de vangst dan effectief naartoe? Naar het grijs circuit? Het is vreemd dat de overheid jarenlang de impact van de zeesportvisserij ten opzichte van de beroepsvisserij heeft geminimaliseerd.
Neemt de Overheid maatregelen?
Zoals uit de voorgeschiedenis blijkt, duurde het tot vorig jaar voor er iets in beweging kwam. Op 26 juni 2015 is het Vistraject, een duurzaamheidstraject voor de Belgische visserijsector, ondertekend door verschillende partners (Rederscentrale, Natuurpunt, Vlaamse Overheid…). Het omschrijft zeven wegen naar een duurzame Vlaamse visserij. Eén van die wegen is het stimuleren van de kleinschalige- en kustvisserij. Die heeft een specifieke aanpak nodig doordat het bereik veel beperkter is en visgronden meestal gedeeld moeten worden met andere activiteiten op zee. In het Vistraject vroeg één van de partners om de impact van de recreatieve visserij in kaart te brengen.
Sportvisserij versus professionelen.
Het schoentje wringt ook op een andere plaats. In al onze buurlanden bestaat er een beroepsmatige kleinschalige visserij, een onderdeel van het Klein Vloot Segment. Die visserijtak wordt beoefend vanop schepen die kleiner zijn dan twaalf meter en geen gebruik maken van vistuig dat over de bodem sleept. Ruwweg 80% van de Europese vissersvloot - goed voor gemiddeld 40% van de directe werkgelegenheid in de visserijsector - behoort tot deze kleinschalige Kustvisserij.
De kleinschalige visserij is in België vrijwel onbestaand en wordt grotendeels ingevuld door semi-professionele vissers. De ware reden voor het ontbreken van een kleinschalige visserij ligt in het verleden. Bij het invoeren van de allereerste quota-maatregelen is in 1974 het bestaan van de kleine hobbyvloot niet aangegeven. De quotakoek is verdeeld tussen de grotere schepen.
Vandaag zit men met de gebakken peren. Wil men, net zoals in elk ander EU land, beschikken over een kleinschalige visserij dan zal ook dit segment over een soort quota moeten beschikken. Men kan zich de vraag stellen of men na al die jaren wel nood heeft aan een kleinschalige visserij? Het antwoord is zo klaar als pompwater: er zijn redenen in overvloed. De grote beroepsvisserij taant elk jaar af. Visgronden worden steeds kleiner door het installeren van windmolenparken, reservaten enz. Men kan er werkgelegenheid mee scheppen. Klanten willen verse vis. Het is goed voor het bevorderen van de korte keten. De toekomst van de visserij kan door de kleinschalige sector ondersteund worden. De oneerlijke concurrentie door zogenaamde hobbyvissers kan er door verdwijnen.
De weg om de recreatieve vloot in de kleinschalige visserij van beroepsvaart te krijgen is lang, moeilijk en vol met hindernissen op zowat elk - Europees, Federaal als Vlaams - niveau. En wat betreft de verstandhouding tussen semiprofessionele- en beroepsvisserij is er ook nog veel werk aan de winkel.
Knor De Poon
Dit artikel is een bewerking van een stuk in Het Visserijblad 2016. Je kan dit nummer nog opgestuurd krijgen door een vrije bijdrage te storten op reknr. BE40 0016 3236 1163 van vzw Climaxi Groenlaan 39 Herzele. Vermeld HVB16.