Wegwerpplastiek is weggesmeten geld
Het is al vele decennia duidelijk dat plastic een schadelijke impact heeft op onze wereld. Sterker nog, hoe meer onderzoek er gebeurt, hoe nefaster die impact blijkt. Het wordt duidelijk dat er in een leefbare wereld geen plaats is voor plastic. Toch blijven zowel de productie en afvalberg van plastic groeien. Dat komt omdat er economische en financiële belangen mee zijn gemoeid. Machtige mensen en instellingen verdienen er veel geld aan. Toch zijn er hier mee naast ecologische gevolgen ook veel financiële risico’s mee gemoeid. In een nieuw rapport werpt FairFin (een beweging die streeft naar een wereld waarin geld duurzaam en sociaal wordt ingezet) licht op de geldstromen die de wegwerpplasticindustrie voeden.
Plastic, zoals we dat vandaag gebruiken, kwam op de markt in de jaren ‘50. Tussen 1950 en 2017 bracht de mensheid meer dan 9,2 miljard ton plastic voort. Dat is meer dan één ton per persoon op deze aardbol. Meer dan de helft daarvan dateert van na 2005. Op minder dan een halve eeuw tijd vertwintigvoudigde de mondiale plasticproductie. Een plastic er is, geraken we er moeilijk van af. Het is zo stevig dat het bijna niet vergaat in de natuur. Toch eindigt de helft van alle plastic producten op minder dan een maand tijd bij het afval. Dat plastic afval heeft een negatieve impact op onze gezondheid (kankers), op het klimaat (een ton plastic stoot 5 ton co² uit).
Hoewel sinds de jaren ‘50 er wetenschappelijk bewijs is, en sinds de jaren ‘70 een breed bewustijn, dat plastic zeer schadelijk is, is de industrie er steeds meer blijven op inzetten. Dat zorgt ook voor een grote economische kost. Jaarlijks kost plactic vervuiling 300 miljard euro. Dat is zowat de helft van de opbrengsten uit de plastic industrie. Met dat verschil dat de inkomsten voor private handen zijn en de kosten voor de samenleving. Wij allemaal dus. Het is hoog tijd dat het principe van de vervuiler betaalt ook opgaat voor plastic vervuiling.
Hoewel er veel te doen is rond recyclage en velen dat, vooral vanuit de industrie zelf, als een oplossing voorstellen, lijkt dat vooral greenwashing. Het maakt deel uit van de vertragingsmaneuver van de plasticlobby om recyclage als oplossing voor te stellen. Recyclage impliceert dat een product na gebruik wordt getransformeerd tot een product van dezelfde waarde. Voor plastic is dat in theorie mogelijk, maar in de praktijk haast onhaalbaar. Door het recyclageproces gaat de kwaliteit van het geproduceerde plastic achteruit. Plastic kan je dus maar een beperkt aantal keer hergebruiken. Vooral wegwerpplastics zijn door hun ingewikkeld design zo goed als onmogelijk om te recycleren.
Van al het wegwerpplastic dat ooit is gemaakt, is slechts 9% effectief gerecycleerd of eerder gedowncycled in een minderwaardig product - een proces dat je één, maximum twee keer kan herhalen. Vandaag vervangt 2 à 5% van het plastic dat wordt gerecycleerd, vers plastic in de productie van nieuwe producten. Recyclage alleen kan dus niet de hoofdoplossing zijn voor de steeds groeiende berg plastic afval. Hoe meer plastic we recycleren, hoe beter. Maar zolang we de reële beperkingen van recyclage negeren, leidt het gewoon de aandacht af van de echte oorzaak van de plastic-crisis: de overproductie van wegwerpplastic.
In de plaats van te investeren in structurele alternatieven voor plastic verpakkingen, pompen bedrijven uit de voedingsindustrie massa’s geld in lobbyactiviteiten en in het promoten van ‘valse oplossingen’ voor de plasticvervuiling, zoals plogging (Plastic afval oprapen tijdens het joggen), flesjes gemaakt van plastic uit de oceaan of grote opkuisacties zoals de Ocean Cleanup. Daarnaast worden er vooral op marketing gerichte engagementen aangegaan, die zelden worden nagekomen. Ook de eeuwige belofte van milieuvriendelijke plastic blijft onvervuld.
De andere kant is dat het bewustzijn rond de schadelijkheid van plastiek zienderogen groeit. Dat zorgt voor heel wat risico’s in de sector. Er is het probleem van de mogelijke imagoschade die voor consumentgerichte bedrijven een grote financiële impact kan hebben. Zeker als er meer en meer campagnes komen die de problematiek bestrijden. Wetende dat het merendeel van de plasticvervuilers wordt veroorzaakt door een klein aantal spelers als Coca Cola, Univlever of Nestlé, stellen deze bedrijven zich daardoor economisch extra kwetsbaar op. Intussen is zo’n 70 % van de mensen gevonden voor een algemeen verbod op plastic.
Dit groeiende bewustzijn zorgt ook al voor politieke gevolgen. Zo ontwikkelde de EU haar Plastics Strategie, een draaiboek om de plastic-crisis aan te pakken en de transitie naar een circulaire economie een versnelling hoger te schakelen. De EU wil de lage recyclagecijfers opkrikken, minder plastic in de natuur laten komen en de CO2-uitstoot van plastic drastisch terugschroeven. Daarvoor keurde ze maar liefst vier nieuwe directieven of Europese wetten goed, die stuk voor stuk maatregelen inhouden om de indirecte kosten van plastic, die we vandaag als samenleving dragen, terug af te schuiven naar de verantwoordelijken: bedrijven die veel plastic gebruiken of verkopen.
Bovenop de reeks nieuwe wetten rond plastic, voert de EU ook een extra belasting in. Lidstaten zullen € 0,80 cent moeten betalen per kilogram wegwerpplastic dat ze niet recycleren. Het is nog niet duidelijk hoe de lidstaten die kost gaan doorrekenen. De financiële analisten van Wood Mackenzie verwachten dat het grootste deel op de schouders van de plasticindustrie zal terechtkomen, wat de prijs van plastic verpakkingen 20 tot 60 % duurder kan maken. Omdat verpakkingen voor een aanzienlijk deel de prijs van een product bepalen, schat consultancybureau IHS Markit in dat sommige goederen 3 tot 8% duurder kunnen worden: een kost die te hoog is voor de consument om zomaar te aanvaarden. De plastic- en voedingsindustrie zullen die extra kost dus zelf moeten absorberen, wat niet evident zal zijn. De recente Europese maatregelen houden dus zware economische risico’s in voor bedrijven die rekenen op goedkoop plastic. Risico’s die zich de komende jaren zullen vertalen in financieel verlies, zeker wanneer de Europese regels worden omgezet in nationale wetgeving en wanneer ze dus van kracht gaan.
De vraag naar fossiele brandstof voor transport en energie neemt af. Die trend kan erop wijzen dat de aftakeling van het fossiele tijdperk is ingezet. Binnenkort is hernieuwbare energie uit wind of zonlicht zelfs goedkoper dan olie of gas. Eens die kaap is overschreden, kan het snel gaan. Om te blijven groeien en te overleven, rekent de fossiele industrie steeds meer op plastic. De sector verwacht dat we tot in 2040 elk jaar drie à vier procent meer plastic 126 zullen produceren en consumeren. Die hoge verwachtingen sturen de strategische investeringsbeslissingen van de sector. Ze grijpt plastic vast als een laatste reddingsboei.
De petrochemie speelt daar hard op in. Wereldwijd plannen petrochemische bedrijven tegen 2040 meer dan 400 miljard aan investeringen om nog meer plastic te produceren. Ook in de Antwerpse haven kondigde chemiereus INEOS in 2019 een megalomaan project van meer dan € 3 miljard aan. Project One heet de nieuwe plasticfabriek, en ze geldt als de “grootste investering in de Europese chemie sinds twintig jaar”.
De verwachtingen van de fossiele en petrochemische sector zijn niet realistisch. Ten eerste is er al sinds 2019 een wereldwijde, structurele overproductie van ethyleen, de belangrijkste bouwsteen voor plastic.Bovendien is een belangrijke factor dat plasticproducenten zeer afhankelijk zijn van de brandstofprijzen. De inschatting is dat deze de komende jaren alleen nog zullen stijgen en dus de productie onbetaalbaar kunnen maken. Als bedrijven niet tijdig stappen zetten richting duurzaamheid en investeren zou dit hun later zuur kunnen opbreken. Zeker op een moment dat 70 % van de leningen en obligaties aan de sector de komende jaren komen te vervallen. De hele sector lijkt dus meer en meer op een gigantische zeepbel die wacht om uit een te spatten.
Ondanks al het voorgaande blijven onze banken, ook de overheidsbanken en een duurzame bank als Triodos, geld pompen in de sector. Zo wordt er 70 miljard geïnvesteerd door banken in ons land in de voedingssector. De sector die nochtans de meeste verantwoordelijkheid draagt voor de plastic crisis.
Deutsche Bank en BNP Paribas financieren alle bedrijven in het onderzoek, ING Group financiert ze bijna allemaal. Deutsche bank spant de kroon en heeft financiële relaties met de voedingsindustrie ter waarde van meer dan 35 miljard euro. Daarna volgt BNP Paribas met 28 miljard euro en ING Group met 14 miljard euro. Die drie grootbanken zijn samen goed voor bijna het volledige financieringsvolume dat we in ons onderzoek identificeren. Het overgrote deel daarvan gaat naar AB Inbev, de Belgische biergigant.
Met een omzet van bijna 45 miljard euro per jaar is AB Inbev de grootste drankenproducent ter wereld, nog groter dan Coca-Cola. In België kennen we het bedrijf vooral van de blikjes en flesjes Jupiler of Stella Artois, maar dat is slechts een fractie van het aanbod van AB Inbev. De multinational is actief in meer dan vijftig landen over de hele wereld en verkoopt naast bier ook heel wat frisdranken in plastic flesjes. Vooral buiten Europa barst de plastic voetafdruk van AB Inbev uit zijn voegen. Na de overname van SabMiller in 2016, bottelt het bedrijf zelfs frisdrank voor Coca-Cola en PepsiCo in Afrika en Latijns-Amerika. Met al de plastic krimpfolie om blikjes te verpakken en de plastic bekers op events, draagt de drankgigant ook in Europa een belangrijke verantwoordelijkheid voor de plasticvervuiling.
Bij KBC Group, Candriam/Belfius, Argenta en Triodos Bank stelt FairFin een veel lager volume van financiering vast, wat te wijten valt aan de kleinere totale balans van de banken. De financiering via leningen en onderschrijven van obligaties en aandelen neemt bijna het volledige financieringsvolume in beslag. Daarnaast helpen banken bedrijven ook aan geld door te investeren in hun obligaties of aandelen.
Banken doen de laatste jaren steeds meer moeite om zich een groen en eerlijk imago aan te meten. Hoewel hun duurzaamheidsbeleid er op sommige vlakken wat op vooruit ging, blijft er heel wat werk aan de winkel. Omdat banken te weinig rekening te houden met de ecologische en de sociale impact van hun investeringen, financieren ze mee de maatschappelijke crises waar we vandaag mee kampen. Ze maken dus ook winst op de kap van onze planeet en onze gezondheid. Vandaag dragen we de gevolgen van de financiële beslissingen van vele jaren geleden. Omdat de investeringen van vandaag de wereld van morgen bepalen, dragen banken dus een enorme verantwoordelijkheid.
Van alle banken die FairFin in dit onderzoek onder de loep nam, heeft geen enkele een concreet beleid rond plastic. Ondanks de nefaste ecologische impact, speelt de plasticvervuiling dus zo goed als geen rol in het engagement van de banken naar het milieu en naar het klimaat toe. Bovendien ziet geen enkele bank plastic als een financieel risico, een blinde vlek die het financieel systeem een zware klap kan toebrengen.
Ook de Belgische overheid draagt als aandeelhouder van twee grootbanken een zware verantwoordelijkheid in het ondersteunen van de plasticvervuiling. Als belangrijkste aandeelhouder van BNP Paribas moet de Belgische staat haar gewicht in de schaal leggen om ervoor te zorgen dat de grootbank zo snel mogelijk een ambitieuze plastic strategie ontwikkelt en het voortouw neemt in de financiering van de transitie naar een circulaire economie.
De Belgische staat is ook de enige aandeelhouder van Belfius en kan dus beslissen om voorwaarden op te leggen aan de fondsen die ze aan Candriam verdeelt. De Belgische regering moet ervoor zorgen dat Belfius enkel fondsen aanbiedt waarbij uitsluitend in bedrijven geïnvesteerd wordt die bijdragen aan de omschakeling naar alternatieven op wegwerp.
Het is dringend tijd, zo stelt FairFin dat banken een beleid voeren waarbij bedrijven die ze financieren gescreend worden op basis van wetenschappelijke bevindingen en dat ze enkel nog geld stoppen in niet schadelijke investeringen.
Sammy Roelant