Waterstof: gesel of weldaad?

Een Oostendse waterstoffabriek op de tekentafel

Voor waterstof is Japan trendsetter. Toyota, Mitsubishi, Sumitomo, Honda en Kawasaki promoten het al jaren. Nu worden de Spelen in Tokio het uithangbord om de wereld ervan te overtuigen dat waterstof hét middel is om zo vlug mogelijk CO2-neutraal te zijn. Ook in Europa maakt waterstof in de media een opmerkelijke comeback. Duitsland, Nederland en België ontdekken dat ze een uitgebreid waterstofnet hebben en dat zelfs het bestaande aardgasnet geschikt is voor waterstofgas. Kortom, het lijkt erop dat er zo vlug mogelijk zo veel mogelijk waterstof geproduceerd moet worden. Oostende wil de grootste waterstofcentrale van Europa bouwen. Of dat een goede zaak is voor het klimaat is allesbehalve zeker.


Groene, blauwe, grijze, zwarte en gitzwarte waterstof.

Waterstof heeft alles in zich om in de volgende decennia samen met elektriciteit de transitie naar een CO2 neutrale maatschappij waar te maken. Dat stellen we niet in vraag. Als waterstof gemaakt wordt van groene elektriciteit (zonnepanelen, windmolens of waterkracht) dan erft het gas het label 'groen'. Als waterstof aardgas gebruikt als grondstof en de vrijgekomen CO2 ondergronds opgeslagen wordt, dan noemen we het 'blauw'. Voorlopig nog toekomstmuziek en niemand weet of dit ooit op grote schaal zinvol zal zijn. De industrie heeft nu al waterstof nodig en daarvoor gebruikt men meestal aardgas waarbij de CO2 gewoon de lucht in gaat; tien kg CO2voor elke kg 'grijze' waterstof die men zo produceert. Aardgas is er in overvloed en er is dus geen enkele reden om 'zwarte' waterstof te maken met steen- of bruinkool. Toch gebeurt het nu in Japan en Australië, zodat de waterstofshow rond de Olympische Spelen een wel erg wrange bijsmaak krijgt.

Kawasaki bouwt in Australië een fabriek om zeker nog tien jaar waterstof uit bruinkool te halen. De vloeibare waterstof wordt naar Japan verscheept. Voor het klimaat is elke schakel van deze productiemethode een nachtmerrie, maar de bruinkool is wel spotgoedkoop. De vergassing van bruinkool produceert in het allerbeste geval drie maal meer CO2 dan het klassieke procedé op basis van aardgas. Met het vloeibaar maken gaat bovendien nog een kwart van de energie verloren. Maar geen vuiltje aan de lucht in Tokio. Thijs ten Brinck, een Nederlandse blogger die met een optimistische maar rationele bril bekijkt hoe de beschikbare technologieën de transitie kunnen waarmaken, schrijft gevat: “De schoorsteen van de zomerspelen staat ruim 5.000 kilometer verderop”*. De vloeibare waterstof voor de Olympische Spelen van Tokio is niet zwart, maar gitzwart.

Na de spelen wil Kawasaki jaarlijks 660.000 ton vloeibare waterstof uit Australische bruinkool naar Japan verschepen. Niet het klimaat én/of het milieu staan hier centraal, maar winsten en monopolies. Ook in Europa halen BMW, Mercedes en Audi hun oude studies van onder het stof.

Het moet gezegd dat een en ander de laatste jaren veranderd is. Men beseft dat waterstofgas onder hoge druk voor het verkeer en de transport rationeler is dan vloeibare waterstof. Een technologisch eenvoudige brandstofcel maakt elektriciteit voor de elektromotoren, zonder de dure en loodzware batterijen. De kinderarbeid in de Congolese kobaltmijnen bezorgt de elektrische wagen trouwens een kwalijke reputatie en dus wordt waterstof het nieuwe mantra waar alles moet voor wijken.

Europa doet het wat steen- en bruinkool betreft niet zoveel beter dan Australië, want Polen bouwt nieuwe centrales. Daartegenover lijkt de Oostendse waterstoffabriek op het eerste gezicht toe te juichen. Maar houden we onszelf niet voor de gek als we denken dat we 'groene' waterstof maken omdat we 'groene' elektriciteit verbruiken?


Een waterstoffabriek in Oostende

De fabriek in Oostende zou 'slechts' 500.000 ton waterstof produceren. Niet met bruinkool, maar met de 'overtollige' elektriciteit van de windmolenparken, en dus zal onze waterstof echt 'groen' zijn. Want, zo wil men ons laten geloven, nu zijn er veel momenten dat elektriciteit bijna gratis is. Men wordt, zo horen we, zelfs af en toe betaald om elektriciteit te verbruiken, en met de nieuwe parken in aanbouw wordt het nog 'erger'. Dus wat zou er mis kunnen zijn met een waterstoffabriek die op basis van de gangbare etiketten toch 'groene' waterstof produceert?

Om die massa waterstof te produceren heeft men wel 30% van al de stroom nodig van de Belgische windmolenparken op zee. Een waterstoffabriek die enkel zou draaien als de elektriciteitsprijs gratis of negatief is, zou alles samen slechts enkele dagen per jaar werken. De afspraken tussen de producenten en enkele grote industriële verbruikers zorgen er nu trouwens voor dat die 'gratis' elektriciteit niet verloren is, maar nuttig gebruikt wordt. Het productieproces in een of andere fabriek schakelt dan gedurende een half uur of minder in een wat hogere versnelling en het 'probleem' is opgelost. Die veronderstelde negatieve elektriciteitsprijzen om een (mega-)waterstoffabriek te verantwoorden zijn een hardnekkige fabel. De waterstoffabriek rekent eigenlijk op het verschil tussen dag- en nachttarieven of piek- en dalprijzen, en op de prijsschommelingen van dag tot dag. Als men van de waterstof daarna terug elektriciteit wil maken, dan blijft er uiteindelijk in het beste geval slechts 35% over. Als dat het model wordt, dan 'verkwist' de waterstoffabriek om van elektriciteit opnieuw elektriciteit te maken zowat 20% van de productie van al de Belgische windmolens op zee.

Om het verhaal geloofwaardig te maken, worden halve waarheden aan elkaar gelinkt. Zo zouden de zonnepanelen vooral elektriciteit produceren als er geen verbruik is. Een drogreden, want veel bedrijven plaatsen nu zonder subsidies grote parken met zonnepanelen. Bovendien leveren de windmolenparken in de wintermaanden heel wat meer elektriciteit dan in de zomer. Uiteindelijk is er voor omzeggens elke kWh elektriciteit die nu al geproduceerd wordt door windmolens én door zonnepanelen altijd wel een geschikte of verantwoorde verbruiker. Windmolens en zonnepanelen lijken ook beter te verzoenen met het schommelende verbruik dan men enkele jaren geleden nog voor mogelijk hield, zeker nu de elektriciteitsnetten in Europa meer en meer een geheel vormen. De particuliere zonnepalen kunnen wel een probleem zijn, maar die elektriciteit geraakt onmogelijk bij de waterstoffabriek in Oostende. Dat moet lokaal opgelost worden.

Er moeten dus nog veel parken met zonnepanelen en windmolens gebouwd worden vooraleer er echt sprake zal zijn van structurele overschotten en een dergelijke mastodont waterstoffabriek misschien zinvol wordt. Warmtenetten op lage temperatuur zoals in Oostende, warmtepompen met vloerverwarming, en binnenkort de batterijen van elektrische wagens hebben voldoende buffercapaciteit om in een wat slimmer net de pieken en dalen van alle bestaande en geplande windmolenparken op te vangen. De kans dat het verschil tussen dag- en nachttarieven binnenkort verdwijnt is groot, zodat zelfs het verdienmodel van de waterstoffabriek een illusie is. Er zullen niet enkel een paar honderd miljoen Euro subsidies nodig zijn voor de bouw, maar evenveel of meer om de fabriek draaiende te houden. En dat om een berg publiek geld én 20% van al de elektriciteit die de Belgische windmolens produceren, met een publiek private samenwerking (PPS) om te toveren in wat privéwinst. Elektriciteit of waterstof zo maar 'groen', 'grijs' of 'zwart' noemen door enkel te kijken naar het achterliggende productieproces is verkeerd. Het verhaal is veel complexer dan een oppervlakkige maar terechte kritiek op het Japans/Australische initiatief laat vermoeden.
 

Winst versus beleid

De honderden miljoenen dat het project zal kosten, staan voor publieke en private middelen die – om maar iets te zeggen – nu veel beter besteed kunnen worden aan meer isolatie, meer warmtepompen, meer windmolens én meer zonnepanelen. Het onderzoek naar een verantwoorde productie- en opslagmethode van waterstof staat bovendien nog in zijn kinderschoenen. Een dergelijke fabriek is dus erg voorbarig. In Nederland ziet men het de eerste tien jaar nog niet zitten. In de huidige situatie is het veel beter om de elektriciteit van de windmolens en de zonnepanelen rechtstreeks nuttig aan te wenden, en om zoals in Nederland met eenvoudige technieken het grote huishoudelijk aardgasverbruik zo vlug mogelijk drastisch te verminderen. De CO2-winst is op die manier een veelvoud van wat mogelijk is met waterstof. Boten, treinen en vrachtwagens op 'grijze' waterstof uit aardgas, doen het inderdaad met de helft minder CO2 dan de klassieke dieselmotoren. Dat is echter een argument om eerst veel meer groene elektriciteit te produceren, niet om van de beschikbare groene elektriciteit nu al massaal waterstof te maken.

We weten ondertussen hoe vlug we CO2 neutraal moeten worden. Een klimaatbeleid die naam waardig vereist dat wetenschap en politiek een totaalproject uitstippelen. Wat kunnen en moeten we het eerst doen? Wat kan daarna de volgende stap zijn? Hoe kunnen we dit stimuleren of afdwingen, en onzinnige investeringen al dan niet tijdelijk afblokken? De kans dat een dergelijke aanpak ook sociaal verantwoord is en maatschappelijk gedragen wordt, is stukken groter dan dat men – met of zonder CO2-taksen – de markt en de onderlinge concurrentie laten bepalen waar al dan niet in geïnvesteerd wordt.

Maken we onszelf niets wijs met een Oostendse waterstoffabriek? Waarom is er zo weinig discussie als een dergelijk grootschalig project wordt voorgesteld dat bij heel wat specialisten de wenkbrauwen doet fronsen? Concrete cases zoals deze zijn ideaal om een echt debat te voeren over een maatschappelijk en wetenschappelijk verantwoord klimaatbeleid, over wat er 'gedaan' moet worden en in welke volgorde. Veel politiek geïnspireerde literatuur over de transitie is trouwens te abstract om te tonen hoe multinationals en belangengroepen het beleid ongemerkt naar hun hand kunnen zetten, ook zonder subsidies. Want zelfs als de middelen privaat zijn, dan nog bepalen ze de maatschappelijke keuze die totaal onverantwoord kan zijn, ook al lijkt het op het eerste gezicht allemaal heel erg 'groen'.

Hugo Buyssens (Actief in Masereelfonds aan ZEE)

 

waterstof principe