Groene woestijnen - de tol van ons excessief hout- en papierverbruik

Terwijl bosminnende milieubewegingen hier ons natuurhart doen smelten en ons aansporen om eens een boom te planten, wordt verder maar bitter weinig aandacht besteed aan de gigantische industriële boomplantages die, vooral in het Zuiden, moeten instaan voor onze gulzigheid naar hout en papier. De consument krijgt zelden te horen waar de grondstoffen echt vandaan komen en ziet niet dat de betekenis van het woord 'bos' totaal wordt uitgehold.

 

In de schaduw van een plantage jonge eucalyptusbomen getuigen enkele Mozambikaanse families in de noordelijke provincie Zambesia voor de camera. Sinds hun gemeenschap of dorp omringd werd door uitgestrekte boomplantages begon de situatie uitzichtloos te worden. 'Het bedrijf had onze gemeenschap jobs belooft om ons te ondersteunen,' vertelt een vrouw in het youtube-filmpje, 'daarom hebben wij de plantages aanvaard. Ze kwamen eerst inheemse bomen omhakken en het gebied vrijmaken. Daarna begonnen ze de eucalyptusbomen hier te planten.' Het aanpakken van de absolute armoede was een andere belofte, maar de vrouw voegt al lachend toe dat de armoede alleen maar is toegenomen.

 

Ntacua Florestal, het bosbouwbedrijf dat in de streek 35.000 hectare industriële plantages runt, heeft de

Mozambikaanse bevolking met allerhande beloftes om de tuin geleid om zoveel mogelijk grond te bemachtigen.

De creatie van jobs is wellicht de grootste illusie. Voor het ene bedrijf werken momenteel 70 arbeiders- ofwel 0,002 jobs per hectare. De toenemende problemen van voedselbevoorrading, tekorten van drinkwater en een gebrekkige toegang tot land maken de regio bijna onleefbaar. De verhoudingen in de nabijheid van de plantages zijn volledig scheefgetrokken: terwijl één eucalyptusboom dagelijks 50 liter water opslurpt, heeft nog niet de helft van de Mozambikaanse bevolking toegang tot drinkbaar water.

 

Déjà-vu

 

Het decor en de getuigenissen in Mozambique doen sterk denken aan de situatie in Brazilië. In de nabijheid van de boomplantages van Veracel, een pulpbedrijf in Bahia dat 92.000 hectare eucalyptusplantages beheert, komt het regelmatig tot een open conflict tussen inheemsen en landloze boeren enerzijds en de pulpproducent anderzijds. Dergelijke bosbouwbedrijven zoals in Mozambique, Brazilië en talrijke andere landen waar op die schaal monoculturen worden geïntroduceerd, hebben gigantische oppervlakten land nodig die nu eenmaal ten koste van boeren en traditionele of inheemse bevolkingen wordt ingenomen. Ondanks die problematische landconcentratie, voedselschaarsten door een duidelijk gebrek aan landbouwgrond, watertekorten en verontreiniging van bronnen en rivieren door excessief gebruik van chemicaliën, bodemuitputting, loze beloftes van jobcreatie en ontwikkeling van de regio, een afname van biodiversiteit – de gebruikelijke narigheid bij industriële plantages - krijgt het Braziliaanse Veracel nu haar licensies om de productie en eucalyptusareaal te verdubbelen. Dit is een balk in het oog voor de Pataxó indianen die al generaties ijveren bij de Braziliaanse overheid voor landmarkatie en een eigen territorium. Nu worden deze gemeenschappen, die vroeger afhankelijk waren van het woud, omringd en ingesloten door de plantages.

 

Wat frapant is, is dat dergelijke bedrijven moeiteloos het internationaal gerenomeerde FSC-label verkrijgen en daarmee een uitstekende marketingstool op zak hebben om hun imago te vergroenen. Het Braziliaanse Veracel heeft ondanks aanhoudende protesten en klachten nog steeds een FSC-label. Ntacua in Mozambique is net de certificeringsprocedure gestart om het label te verkrijgen. FSC beweert dé garantie te zijn voor verantwoord en duurzaam bosbeheer en toetst dit af aan een set van principes en criteria.  Maar wat Mozambikaanse boeren of Braziliaanse indianen van dit concept van duurzaamheid denken, wordt buiten beschouwing gelaten. Eens het hout of papier het bekende label draagt en op de Westerse markt terecht komt, zijn alle problemen onzichtbaar gemaakt.

 

Het bos en de bomen

 

Om deze toestand aan te klagen, lanceren verschillende netwerken en milieubewegingen uit het Zuiden een oproep om op 21 september een internationale protestdag tegen deze grootschalige boomplantages te organiseren. Dat is nodig, er bestaat namelijk steeds meer verwarring omtrent de term 'bos'. Het FAO, de Voedsel en Landbouworganisatie van de VN, definieert bossen als 'land van meer dan 0,5 hectare oppervlakte, met bomen hoger dan 5 meter en een kruinlaag van meer dan 10 procent.'(*) 'Door deze omschrijving is het mogelijk in theorie en ook in de praktijk om oerbossen te vervangen door plantages met één soort van genetisch gemanipuleerde uitheemse bomen, zonder dat er sprake hoeft te zijn van ontbossing,' zo stelt de World Rainforest Movement, een internationaal netwerk dat zich inzet voor de bossen en haar bewoners, in een open brief gericht aan het FAO.

 

Overigens gaat heel wat kapitaal van Europese beleggingsfondsen onder het mom van groene investeringen en herbebossingsprojecten naar landroof, ontbossing en aanplanting van industriële boomplantages. Vaak wordt het FSC label dan de kers op de taart om het groen imago kracht bij te zetten.

 

De World Rainforest Movement vindt dat de steeds meer gebruikte FAO-definitie dringend moet aangepast worden. Een bos of woud is veel meer dan de groene woestijnen die plantages zijn. Ze bieden geen bescherming voor traditionele bewoners maar zijn eerder een bedreiging. Er leeft geen enkel dier meer, geen vruchten of geneeskrachtige planten. Om de bossen te kunnen beschermen moet daarom eerst duidelijk zijn dat plantages geen bossen zijn.

 

Voor aap gehouden

 

Tegenwoordig prijkt het boompjes-logo van FSC op een wel eindeloze reeks papier- en houtproducten. Goed nieuws, die bossen zijn nu allemaal 'verantwoord beheerd' zoals dat heet. Maar voor FSC komen de grootschalige boomplantages evengoed in aanmerking voor een certificaat, zolang ze maar voldoen aan de strenge FSC principes en criteria. Het respecteren van lokale wetgeving (FSC principe 1), het beschermen van de rechten van inheemsen (FSC principe 3), beschermen van de biodiversiteit (FSC principe 6), het oogt beloftevol. Maar hoe mooi de voornemens van FSC ook mogen zijn, helaas toont de realiteit en de toestand op het veld hoe de definitie van duurzaamheid wordt uitgerokken tot een mooi verpakte greenwashtool.

 

De klacht van het Zuid-Afrikaanse Geasphere is een ander voorbeeld dat dit illustreert. Deze ngo, ondersteund door een resem organisaties uit Zuid-Afrika en daarbuiten, diende in januari 2011een formele klacht in bij FSC omdat bavianen op grote schaal worden afgemaakt als een ordinaire plaag in FSC gecertificeerde boomplantages in de provincie Mpumalanga. FSC, die reeds op de hoogte was van deze aanpak, onderzocht de klacht met een team van experten. De plantages worden geteisterd door bavianen die het gemunt hebben op de schors van de bomen. Voor het gecertificeerde bosbouwbedrijf is het neerschieten van de bavianen de efficientste en goedkoopste methode om dit probleem te verhelpen. Maar volgens de indieners van de klacht zijn de grootschalige monoculturen het voornaamste probleem, de bavianen hebben weinig andere keuze dan hun voedsel te vergaren op commerciële plantages. 'Er moet dringend gezocht worden naar alternatieve en niet dodelijke oplossingen door een moratorium te stellen op het doden van de bavianen,' aldus de Duitser Tim Strupat van Geasphere.

 

Maar het FSC-panel die de klacht behandelde oordeelde anders. 'Onze conclusie is dat de methode van het lokken, vangen en doden van bavianen geen serieuze inbreuk is tegen eender welk FSC principe of criterium,' staat in het FSC-rapport te lezen. Sabien Leemans van WWF, lid van FSC België, ziet hier eveneens weinig graten in. 'In bepaalde regio's in Zuid-Afrka is er een overpopulatie van bavianen zowel in plantages als in natuurlijke bossen. De bavianen in kwestie zijn geen bedreigde diersoort en kunnen veel schade veroorzaken. Vandaar dat het doden van bavianen op een plantage op zich geen natuurbehoudsprobleem is.' Natuurbewegingen in Zuid-Afrika  begrijpen niet dat FSC dergelijke praktijken steunt.

 

Het keurmerk staat al lange tijd onder vuur om verschillende redenen: de dubieuze rol van haar onafhankelijke certificeerders, de onwerkzame en hoogdrempelige klachtenprocedure en het inconsequent certificeren van volstrekt onduurzame boomplantages wereldwijd. Het is een feit dat FSC formele klachten onderzoekt, maar het certificertingssysteem slaagt er maar niet in om effectieve en duidelijke stappen te zetten. Door een onmiskenbaar gebrek aan daadkracht lijkt het zelfs niet mogelijk om controversiële labels op staande voet of langere termijn in te trekken. Laat staan ze niet te certificeren van bij het begin. Op die manier worden consumenten overal ter wereld massaal bedot en dringt de tijd voor FSC en haar leden om de problemen met tak en wortel uit te roeien.

 

(*)

FAO, Global Forest Resources Assessment 2010, Annex 2: Terms and definitions used in FRA 2010, p. 209