FSC: duurzaam op papier

Het Forest Stewardship Council (verder FSC genoemd) werd in 1993 in Toronto opgericht op initiatief van milieuorganisaties van 25 landen. Vandaag de dag wordt FSC ondersteund door het international bedrijfsleven, overheden, maatschappelijke- en milieuorganisaties als het Wereld Natuur Fonds, Greenpeace en ICCO. De organisatie is opgericht om het verantwoord beheer van bossen te bevorderen, met name in tropische gebieden. De zogenaamde FSC-standaard (ook wel de principes en criteria genoemd) voor verantwoord bosbeheer brengt sociale, milieu en economische belangen in balans. Bosbeheer conform deze standaard, met hieraan gekoppeld mogelijke hout- en papierproductie, beschermt bossen voor huidige en toekomstige generaties.

 

Het middel dat daarbij gebruikt wordt is het FSC-keurmerk, dat toegekend wordt aan hout, houtproducten en papier. Een houtbedrijf of een ander bedrijf dat FSC gecertificeerd wil worden, het FSC-keurmerk wil gebruiken en FSC-gecertificeerde producten wil verwerken en/of verhandelen moet meewerken aan een audit door onafhankelijke certificeringsinstanties. Het FSC-keurmerk is geen garantie van kwaliteit, het is enkel een bewijs dat het hout en papier komen uit bossen die beheerd worden conform de FSC-standaard. Deze standaard wordt internationaal gezien als een garantie voor verantwoord bosbeheer.

Een aantal NGO’s zoals Friends of the Earth UK en het Swedish Society for Nature Conservation is echter recentelijk gestopt met hun steun aan FSC. één van de stichtende leden van FSC, het Rainforest Foundation, stelde na onderzoek in verschillende landen vast dat FSC de controle verloren was over de

certificeringbedrijven, waarna FSC de certificeringlicentie van het Thaise bedrijf Forest Industry Organisation introk. Volgens het Swedish Society for Nature Conservation zorgen het aantal wetsovertredingen en de standaarden die door FSC aanvaard worden dat de certificering een vorm van ‘greenwashing’ is. Volgens het EcoEarth/Rainforest Portal is het kappen van bepaalde oude bossen niet duurzaam. Critici worden aangemoedigd om via de geijkte procedures klacht in te dienen maar klachten moeten eerst ontvankelijk worden bevonden. Zo kunnen “enkel FSC leden met goede achting een klacht indienen” en een waarborg van 1000 $ moet worden neergelegd. Het wordt ook betwist of FSC werkelijk actie onderneemt bij bepaalde formele klachten.1

Veracel

In een gemeenschappelijk project tussen Finse en Belgische jongeren kwam de reportage ‘Duurzaam op papier’ van An-Katrien Lecluyse en Leo Broers tot stand. Zij maakten een documentaire over de productie van FSC gecertificeerd papier door het Braziliaanse bedrijf Veracel. De documentaire toont aan hoe Veracel grootschalige eucalyptusplantages heeft die de biodiversiteit bedreigen, hoe lokale gemeenschappen van hun grond verjaagd worden en hoe ze liters pesticiden gebruiken in deze groene woestijnen. FSC kreeg reeds veel kritiek wanneer haar “tiende criterium”, dat het toelaat grootschalige plantages in rekening te brengen, aangenomen werd. Het certificeringbedrijf van Veracel is de multinational SGS, die het blijkbaar niet zo nauw neemt met de uitgewerkte regels, die zelf reeds in vraag gesteld worden.

Naar aanleiding van de documentaire werd SGS geschorst in Brazilië, totdat ze weer competent bevonden worden. Indien ze daar binnen 6 maanden niet in slagen zullen ze hun accreditatie als certificeerder verliezen. Het gaat hier echter enkel over de activiteiten van SGS in Brazilië. SGS is een multinational die wereldwijd meer dan 1000 bureaus heeft. Aangezien een bedrijf als Veracel aanzienlijke sommen geld betaalt aan SGS om een certificaat te kunnen krijgen is het niet moeilijk te begrijpen waarom criteria niet gerespecteerd worden. Maar aangezien er slechts 4 certificeringbedrijven wereldwijd bestaan is FSC in die mate afhankelijk geworden van een machtig bedrijf als SGS dat ze zich er niet van kan ontdoen. Het hele systeem zou namelijk ineenstorten mocht één van die 4 certificeringbedrijven wegvallen. Deze bedrijven hebben zich zelfs in die mate ingedekt dat volgens de contracten tussen hen en FSC, deze bedrijven FSC juridisch kunnen vervolgen indien sancties leiden tot economische of imagoschade van het bedrijf.2

Half april werd dan eindelijk ook Veracel zelf aan een controle onderworpen, door ASI, die een oordeel zal moeten vellen over het FSC certificaat van Veracel. Hierover bestaat nog geen uitsluitsel. Volgens interne bronnen is de kans  groot dat Veracel zijn label zal verliezen. FSC zal dit dan aangrijpen om aan te tonen dat het systeem werkt en dat de rotte appel uit de mand verwijderd kan worden, dankzij het klachtensysteem.

Stora Enso

Stora Enso is het grootste Europese bedrijf inzake papierproductie en is voor de helft eigenaar van Veracel. Stora Enso probeert zichzelf te verkopen als groen en sociaal verantwoordelijk in Europa, terwijl hun plantages in verschillende landen een enorm negatieve impact hebben op arbeiders, lokale gemeenschappen en het milieu. Zowel in Brazilië als in Uruguay, zijn monoculturen van eucalyptus verantwoordelijk voor watertekorten, bodemerosie en het wegjagen van lokale gemeenschappen en hebben ze een negatieve impact op de voedselvoorziening. Stora Enso heeft meer dan 1.000 rechtszaken lopen in Brazilië omwille van overtredingen op het vlak van arbeidswetgeving, belastingontduiking, witwaspraktijken, omkoperij en milieu overtredingen. In Uruguay is de regering bezorgd over de steeds grotere stukken grond die verkocht worden aan buitenlandse bedrijven, waaronder Stora Enso één van de grootste spelers is. Ook in België kwam de directie van hun vestiging in Gent in 2006 in opspraak door het ontslaan van vakbondsafgevaardigden en de toegang te ontzeggen aan de vakbondssecretaris.

In april 2011 had Stora Enso een aandeelhoudersvergadering in Finland. Friends of the Earth Finland nodigde Marcelo Durao Fernandes van de vereniging van landloze boeren MST (Movimento dos Trabalhadores Sem Terra) uit om verdere uitleg te komen geven over de situatie in Brazilië. Marcelo kreeg ook 2 min spreektijd op de aandeelhoudersvergadering. Stora Enso werd duidelijk zenuwachtig, en publiceerde de dag na de vergadering een paginagrote advertentie in de belangrijkste krant van Finland, met als headline “Stora Enso redt het regenwoud”, zodat haar imago alvast niet geschaad wordt.

Chili

In Chili wordt een cellulosefabriek (eigendom van Celco) ervan beschuldigd giftig afval in zee te willen dumpen, ten koste van Mapuche-indianen en kleine vissers uit Chili. Ook dit papier wordt verkocht met een FSC label.3 FSC België antwoordde hierop als volgt: “Het FSC label gaat vandaag over de herkomst van de vezels, en (voorlopig niet) over de productiecriteria. Hiervoor zijn andere labels, waaronder het EU ecolabel, Blauwe Engel of Nordic Swan bijvoorbeeld van toepassing. Het valt inderdaad te betreuren dat deze labels, of hun achterliggende productiecriteria, nog verre van mondiaal zijn doorgedrongen bij papierproducenten. Elk initiatief voor een betere milieuwetgeving, en/of een verbeterde toepassing hiervan, moet uiteraard 100% worden aangemoedigd. Momenteel omvat het FSC systeem dus geen productieaspecten, maar dit kan in de toekomst veranderen indien de FSC leden hiertoe beslissen. Tot nader orde geven wij vanuit FSC België – naast de oproep tot spaarzaam gebruik - dan ook aandacht aan de hierboven vermelde labels ivm de productieaspecten, naast uiteraard de verantwoorde herkomst van de vezels (gerecycleerd – FSC label).”4 Congo

In januari 2011 werd een FSC certificaat geleverd aan het bedrijf Sodefor (beheerd door de Portugese NST

Groep) , één van de grootste en meest controversiële houtkapbedrijven in de Democratische Republiek Congo. Sodefor kwam reeds in opspraak bij sociale conflicten die hebben geleid tot geweld, willekeurige arrestaties en mensenrechtenschendingen. Niet enkel deze feiten trekken het toekennen van een certificaat door FSC in twijfel maar ook het feit dat FSC naast de huidige 4,5 miljoen hectare inzet op 10 miljoen hectare gecertificeerde industriële houtproductie in de komende jaren in het Congo Basin.

Lokale gemeenschappen worden geenszins betrokken bij de planning van het landgebruik en het behoud van de bossen. De afwezigheid van een civiele maatschappij zorgt er ook voor dat de deur wagenwijd openstaat voor corruptie. Aangezien certificaten waarbij rekening gehouden wordt met regionale en nationale standaarden minder vatbaar zijn voor overtredingen dan de standaard certificaten van certificeringbedrijven besliste de algemene vergadering van FSC in 2005 om de standaard certificaten in een tijdspanne van 5 jaar af te bouwen en te vervangen. Terwijl deze regionale en nationale standaarden zich in Congo vandaag opdringen is daar nog geen werk van gemaakt.

Veel van de houtkapvergunningen van NST zijn nu gelokaliseerd in intacte bosgebieden en ander regio's met een hoge beschermingswaarde, waaronder leefgebieden van de bonobo. Tot op vandaag heeft FSC geen krijtlijnen uitgewerkt over hoe men zulke gebieden moet beheren. Diverse civiele organisaties uit het Congo Bassin en Greenpeace, dat zelf een lid is van FSC, riepen omwille van deze problemen FSC op om actie te ondernemen, wat tot op heden nog niet gebeurd is.5  

 

 

 

 

Zuid-Afrika

De Afrikaanse milieubeweging GeaSphere diende een klacht in bij FSC wegens het certificeren van drie plantages die zich zouden schuldig maken aan het massaal doden van bavianen in Zuid-Afrika. De apen worden eerst gevangen met lokaas en daarna neergeschoten. Volgens de klacht zouden onofficiële cijfers uit betrouwbare bronnen aantonen dat 1000 bavianen neergeschoten werden in de laatste 2 jaar in de provincie Mpumalanga. De bavianen worden door de houtbedrijven gedood omwille van de schade die ze zouden aanbrengen aan de niet inheemse bomen door hun schors te eten in het regenseizoen.

Volgens de klacht van GeaSphere is deze praktijk in strijd met de principes en standaarden van FSC. De FSC contactpersoon in Zuid-Afrika gaf toe reeds op de hoogte te zijn van deze praktijk maar ontkende echter dat het doden van bavianen in strijd is met de FSC reglementering. Aangezien de baviaansoort uit dit gebied zich onder bijlage 2 bevindt van CITES (het Convention on International Trade in Endangered Species of Wild Fauna and Flora) betekent dat er momenteel geen uitroeiingbedreiging bestaat voor deze soort maar dat dit wel zo kan worden indien de er niet voorzichtig mee omgesprongen wordt. De bavianen zijn trouwens ook nuttig voor het verspreiden van zaden.

Voor GeaSphere wordt door de grootschalige niet-inheemse bosbouw de biodiversiteit bedreigd, wat ook een impact heeft op de habitat van de bavianen. Zo heeft de monocultuur van dennenbomen in de regio er voor gezorgd dat 4000 plantensoorten verdwenen zijn. Dit zou de bavianen aanzetten zich te voeden met de schors van de bomen uit de plantages. Een onderzoek uit 2006 heeft ook uitgewezen dat het doden van bavianen ook geen aanzienlijk effect heeft op de bescherming van de bomen, maar deze bevindingen worden door de bosbouwindustrie genegeerd.6

Indonesië

In Indonesië kregen de plantages van het bedrijf Perhutani een FSC label voor vele jaren. Dit terwijl zowel FSC als het bedrijf dat het certificaat uitreikte (Rainforest Alliance Smartwood) op de hoogte waren van het feit dat het bedrijf regelmatig mensen doodschiet voor het stelen van hout op de plantages (op bodem die ooit van hun was). Friends of the Earth Indonesië hield cijfers bij over deze doden, net zolang tot wanneer de certificeerder dan toch het FSC certificaat introk, maar dus niet FSC!

Conclusie

Deze selectie uit de lijst van klachten tegen FSC duidt op een structureel probleem. Wat eind jaren ’90 begon als poging van de milieubewegingen om een grotere invloed te hebben op de markt door met certificaten te werken, blijkt vandaag de dag voorbijgestreefd. De strategie van labels zorgt er voor dat NGO’s hoe langer hoe meer geïntegreerd raken in de vrije markteconomie waarin ze onderworpen worden aan de logica van vraag en aanbod. Indien de vraag naar duurzaam papier stijgt zal ook de vraag naar certificaten door de papierindustrie stijgen. Omdat er slechts 4 multinationals zijn die certificaten afleveren gaat het over grote sommen geld. Hoe meer de papierindustrie bereid is te betalen voor certificaten, hoe meer de certificeringbedrijven bereid zullen zijn het minder nauw te nemen met hun criteria. Neem daar nog eens bij dat FSC machteloos staat tegen deze certificeringbedrijven aangezien ze er zelf afhankelijk van zijn, en je hebt een waterdicht systeem waarbij de markt bepaalt hoe streng de criteria worden toegepast. Hoeft het dan nog te verwonderen dat volgens de directeur van FCS België, Bart Holvoet, men nu eenmaal moet beroep doen op private certificeringbedrijven omwille van hun deskundigheid en expertise?

Is het zo vanzelfsprekend dat de certificeringexpertise beheerst wordt door private spelers? Waarom zou dit bijvoorbeeld niet beheerd kunnen worden door een programma van de Verenigde Naties, dat democratischer gecontroleerd wordt, en waar het winstmotief geen rol speelt? Maar hiervoor zal men de marklogica zelf eerst in vraag moeten stellen, in plaats van binnen haar marges te willen werken. En wie weet zou ons dat misschien ook tot de vraag leiden waarom men eigenlijk naast gecertificeerde producten ook niet gecertificeerde producten aan goedkopere prijs kan kopen, of waarom naast eerlijke handel er ook oneerlijke handel is? Zou het aanbod van gecertificeerde producten er mee voor gezorgd hebben dat we ons die vraag vandaag niet meer stellen? Famke Vekeman & David Baele