Verslag eerste klimaat-stop: Kan de consument het klimaat redden?

Moderator Alma De Walsche gaf eerst het woord aan Ida Lievens van de milieuadvieswinkel, een deelwerking van het GMF die met steun van stad en provincie burgers informeert hoe ze hun ecologische voetafdruk kunnen verkleinen. Concreet gaat dit vooral over het begeleiden van  energiezuinige ingrepen in het bouw- of renovatieproces. "Is dit niet vooral weggelegd voor een geprivilegieerde groep in de samenleving die zich kan veroorloven om een lage energiewoning te bouwen?" vroeg moderator De Walsche. "Dat zou het zeker niet mogen zijn" antwoordde Ida Lievens waarbij ze ook meegaf dat er steeds oplossingen worden gezocht die passen binnen het budget van de mensen die zich aandienen.

Vervolgens kwam Steven Vromman aan het woord die nationale bekendheid verkreeg door het TV programma Low Impact man. Steven Vromman kwam nog eens terug op deze periode in zijn leven en vertelde dat dit voor hem vooral een experiment was om na te gaan of het mogelijk was om te leven binnen de grenzen van 1 planeet. Toen hij vaststelde dat dit best mogelijk was, besloot hij nadien om deze levensstijl zo veel mogelijk aan te houden.

Vromman gaf ook wel mee dat hij zelf een evolutie heeft meegemaakt in de boodschap die hij wil meegeven. Terwijl hij in het begin focuste op cijfers en allerlei tips om het eigen verbruik te verminderen, gelooft hij nu meer in de kracht van de groep, eerder dan in individuele engagementen. Mensen die zich verenigen om zelf een alternatief uit te bouwen voor het heersende model, dat is de weg die we moeten bewandelen. Mensen die zich verenigen in voedselteams als alternatief voor de supermarkten of zelf een bank starten bijvoorbeeld.

Pascal Debruyne had het vervolgens over het tekort schieten van het groene consumentisme als alternatief voor het heersende consumentisme. Het groene consumentisme maakt immers onderscheid tussen goede en slechte consumenten. Daar horen eigen winkels en  eigen vervoersmiddelen (bakfiets) bij waar deze groene consumenten status aan onttrekken naar de eigen groep toe. Dit is echter een model dat slechts een beperkte groep kan overtuigen en de mainstream eerder afstoot dan insluit. Het mainstream consumentisme is inherent verbonden aan het huidige groeimodel. De overeenkomst tussen werkgevers en werknemers bepaalde dat de werknemers lange werkdagen zou presteren (liefst ook nog eens erg flexibel), in ruil voor (hoge) lonen om volop te consumeren. Ruimtelijk wordt dit vertaald naar de goedverdienende werknemers die net buiten de stad wonen in een fermette, met een auto op de oprit om dagelijks naar de stad te trekken.

Een aantal klokkenluiders zoals Paul Verhaeghe wijzen op de toenemende signalen uit de samenleving dat dit model hoge welvaartskosten met zich meebrengt, wat zich vertaalt in burn outs en massaal consumeren van antidepressiva. De vakbonden zitten volgens Debruyne nog te veel gevangen in de focus op koopkracht en doen weinig of niets met de vraag naar meer welzijn. Om hier uit te geraken hebben we de vakbonden echter nodig als partner en moeten we hen overtuigen om het Femma-model van de 30 uren week te omarmen. Dit zal ongetwijfeld wat welvaartsverlies meebrengen, maar ook een verhoging van het welzijn. Deze analyse moet dringend gemaakt worden, ook door de milieubeweging. Ondanks de soms logge structuur van de vakbonden, mogen ze niet eenzijdig verdacht worden van “deel van het systeem”. Ook binnen de vakbonden zijn er veel verschillende groepen waartussen discussie gevoerd wordt. Een goed voorbeeld van hoe we kunnen samenwerken, is de fietseling van Hart Boven Hard. Het is door samen dingen te doen, door kameraadschap in de strijd op te bouwen dat we iets kunnen realiseren. Niet enkel via de studiediensten van de vakbonden dus. Vervolgens konden de deelnemers een twintigtal minuten uitwisselen in kleine groepen rond enkele cruciale vragen. Uit de plenaire terugkoppeling onthouden we volgende interventies:

Welke inspanningen doe je al en wat zijn de hindernissen?

Soms kan men als individu zijn gedrag niet aanpassen omdat er geen alternatief is of door het beleid net wordt weggenomen. Door de besparingen bij De Lijn is het openbaar vervoer bijvoorbeeld in sommige landelijke streken geen alternatief meer om zich te verplaatsen.

Als mensen anderzijds een wagen en gesubsidieerde tankkaart krijgen van de werkgever is de verleiding erg groot om hier zo veel mogelijk van gebruik te maken. Bovendien lijkt het eigen gedrag slechts een druppel op een hete plaat. Wat maakt het uit als ik mijn auto laat staan, in een oceaan van 7 miljard mensen?

Hoe zorg je ervoor dat iedereen betrokken wordt in de strijd tegen klimaatopwarming?

Verschillende groepen vonden de rol van het onderwijs hierbij cruciaal. Het onderwijs moet niet enkel aandacht hebben voor milieu en duurzaamheid maar ook voor de maatschappelijke context. Steven Vromman wees in deze discussie ook op het belang van emotie om mensen te overtuigen. De klimaatwetenschap staat op punt maar mensen worden niet overtuigd door rationale argumenten omdat het nog steeds een ver van mijn bed show lijkt.

Welke verantwoordelijkheid hebben consumenten en hoe verhoudt die zich tot de rol van politiek en bedrijfsleven?

Steven Vromman hekelt de inertie van de politiek en de trage besluitvorming. Veranderingen zullen van onderuit moeten groeien, stelt hij. Pascal Debruyne roept daarentegen op om het vertrouwen in de democratie niet te verliezen. Binnen de ecologische beweging is er ook nood aan een betere analyse rond macht en strijd. De wereld vergaat en de problemen verdiepen, maar de oplossing wordt gezocht in steeds kleiner wordende entiteiten zoals ‘transitiedorpen’.

Binnen de milieubeweging hebben zich bepaalde tendensen genesteld die zorgen voor een depolitisering: individualisering van de strijd door mensen te benaderen als loutere consumenten, maar ook een juridisering van de strijd door het finale oordeel aan de rechtbank toe te vertrouwen (cfr De Klimaatzaak). Deze tendensen zouden moeten aanleiding geven tot een intern debat, maar dat is er tot op de dag van vandaag veel te weinig.

Op 6 oktober is er het tweede debat over het klimaatbeleid van Gent en Vlaanderen.