Frontlijnen (N.Meynen): het braakliggende land.

frontlijnen

Climaxi wordt voor de tweede keer in zijn bestaan (na De Groene Economie van Matthias Lievens) te boek gezet. In "Frontlijnen" beschrijft Nick Meynen de wereldeconomie. Hij stapt de wereld rond en botst op frontlijnen, conflictplaatsen waar bewezen wordt dat de huidige economie niet haalbaar is voor mens, dier en planeet. Naomi Klein werd bereid gevonden een voorwoord te schrijven voor dit boek, dat een internationaal publiek verdient. De auteur bewerkte voor Climaxi het hoofdstuk waar de beweging voor klimaat en sociale rechtvaardigheid aan bod komt.

2008. De wereldwijde voedselcrisis gaat naar een climax. Basisproducten zoals rijst en tarwe worden te duur. Buitenlandse actoren kopen plots grote lappen landbouwland in arme landen. De metingen lopen uiteen omdat veel deals niet uitblinken in transparantie, maar professor Saskia Sassen spreekt in 2014 van meer dan 200 miljoen hectare land dat sinds 2006 door buitenlandse firma’s en regeringen opgekocht werd, vooral sinds 2008. Dat is een oppervlakte van bijna zeventig keer België of acht keer het Verenigd Koninkrijk. Alleen al in 2009 kochten buitenlandse investeerders bijna 60 miljoen hectare land in Afrika, de oppervlakte van Spanje en Portugal. En er hangen nog megadeals in de lucht. De grote namen uit de Braziliaanse agro-industrie willen 35 miljoen hectare land kopen in Mozambique: een lap grond van tien keer Belgie?. Op hun satellietbeelden lijkt dat stuk Mozambique ideaal om hun plannen voor een gigantische sojaboerderij te creëren, voor de export. Ze beweren dat ze de mensen daar zullen ontwikkelen. Wat er in de praktijk zal gebeuren is lokale verarming en verrijking van aandeelhouders in andere landen. De precedenten zijn talrijk, maar laat ons een voorbeeld nemen waar veel over geweten is. 

In Londen, op het hoofdkantoor van de New Forests Company, werd beslist om in MubendeOeganda, een stukje ‘braakliggend land’ om te toveren in een jackpot. In Engeland of Europa kun je geen geld verdienen door landbouwland in bos om te toveren – maar in Oeganda ben je winstgevend en een rolmodel. De New Forests Company werd in Oeganda investeerder van het jaar. Het gaat dan ook om een plantage die aan de strenge FSC-normen (Forest Stewardship Certificate) voldeed, de globale gouden standaard voor bosbouwpraktijken. Nog geen 10 procent van alle geëxploiteerde bossen in de wereld haalt de FSC-normen. Dit is dus de crème de la crème, een posterproject. 

Het probleem is de realiteit. Getuigenissen van dorpelingen suggereren dat er geen degelijk overleg was voorafgaand aan de ontruiming van 22.500 mensen die op dat stukje ‘braakliggende grond’ al generaties aan landbouw deden. Een rapport van Oxfam uit 2011 geeft details over de gruwel die gepaard ging met de aanleg van deze ‘voorbeeldige’ boomplantage. Om zeker te zijn dat er niemand op het domme idee zou komen om terug te keren naar zijn geboortegrond vernietigden soldaten de school, staken huizen in brand en vermoordden zo een 8-jarige. Geïnterviewden zeggen dat ze een wettige aanspraak op het land hebben. Geen van hen kreeg ten tijde van de ontruiming een vergoeding. Families moesten te voet vertrekken en alleen meenemen wat ze konden dragen. 

Dit verhaal verscheen in The GuardianThe New York TimesThe Wall Street Journal en op Al Jazeera. Een gevolg is dat de ombudsman van de Wereldbank erin slaagde om twee jaar later een compromis te bereiken. De New Forests Company zal geld geven aan een nieuwe coöperatie die de getroffen mensen aan nieuw land en nieuwe infrastructuur zal helpen. Na een enorme stapel rapporten en mediaberichten zal men in een van de duizenden projecten voor een deel van de getroffenen de pijn een beetje verzachten. Al kan de gemeenschap nooit terug naar hoe het voordien was. En dit gaat dan door voor een posterproject, een ‘succesvolle campagne’ en een bewijs dat het FSC-logo zijn meerprijs waard is. 

Stokslagen, brandstichting en deportaties van gemeenschappen door de investeerder van het jaar. Het Oegandese project is een win-win met in beide gevallen het Londense bedrijf dat langs de kassa passeert: één keer voor het FSC-hout en één keer voor de opgeslagen koolstof. Dat laatste brengt koolstofkredieten op, kredieten die men heeft uitgevonden om onze levensstijl op peil te houden, het vuile werk door anderen te laten opknappen en toch de schijn te behouden dat we ‘iets aan het klimaatprobleem aan het doen zijn’. Of hoe de zogezegde oplossing voor een probleem dat in het globale Noorden ontstond een nieuw probleem vormt voor de mensen in het globale Zuiden, die al het meeste lijden onder het eerste probleem. 

Het voornaamste argument van die ‘ontwikkeling’ is dat het project jobs oplevert. De brutaal gedeporteerde mensen kregen inderdaad werk aangeboden. Niet voor de beloofde 100, wel voor 30 dollar per maand. Dat is één dollar per dag of absolute armoede. "Maar daarvoor hadden ze zelfs die dollar niet!", zegt de fanclub van dit soort ‘ontwikkeling’. Vroeger waren deze mensen rijke zelfstandigen. Boeren rijk in eigenwaarde, zelfrespect, samenhorigheid en in alles wat voor hen essentieel is: gewassen, dierlijke producten, plantaardige medicijnen, drinkbaar water ... Nu ze ‘ontwikkeld’ zijn hebben ze dat allemaal niet meer. Maar wel een dollar. Dat is goed voor de Wereldbankstatistieken: weer iemand die ‘uit de armoede’ gehaald werd. 

Dit verhaal klinkt anders bij het consultancybedrijf dat New Forests Company het FSC-label leverde. Het gaat om SGS (Société Générale de Surveillance), dat door de New Forests Company betaald werd. Waarom zou SGS, een bedrijf dat winst moet maken, bijten in de hand die het voedt? Maar geen nood, men heeft daar iets op gevonden: de controleur van de certificateur van de labelinstantie. Accreditation Services International (ASI) gaat steekproefsgewijs certificateurs van labelinstanties controleren. In Oeganda deden ze dat ook, met als enige conclusie dat alles volgens het boekje verlopen was. Als de verbrande aarde tactiek, foltering en verbanning in het draaiboek staan, waarom betalen westerse consumenten dan een meerprijs voor hun FSC-hout? En zou het een verschil maken als ASI tot de conclusie komt dat er grote fouten gemaakt werden? De mensen van FSC-Watchbeweren van niet. Ze tonen met veel concrete voorbeelden hoe ASI meermaals zware overtredingen bij certificateurs van labelinstanties vaststelt zonder dat daar gevolgen aan verbonden zijn: de malafide operatie en de malafide certificateurs kunnen gewoon doordoen.

Ik steek mijn licht op bij Filip De Bodt van de vzw Climaxi, iemand met tonnen ervaring in het doorprikken van groene mythes. Filip De Bodt: "Als labelinstantie moet je kiezen: ofwel ben je streng en dus duur, ofwel zijn je criteria flexibel en zorg je dat de consument voor een kleine meerprijs zijn geweten afkoopt. De meeste labels maken vroeg of laat die laatste afweging en laten bijvoorbeeld het aantal kilometers dat hun product onderweg is niet meetellen. FSC begon met goede intenties, maar toen het label zich na hout ook op papier ging toeleggen begon het ook boomplantages toe te laten. Die zijn alles behalve duurzaam."

Filip weet ook wie er achter de labelinstanties zit. Filip: "Het WWF is de drijvende kracht achter de meeste labels zoals FSC, maar ook duurzaamheidslabels voor vis (Marine Stewardship Council of MSC), soja (Roundtable Responsible Soy of RTRS) en palmolie (Roundtable on Sustainable Palm Oil of RSPO). En wie zit in de raad van bestuur van het WWF? Mensen die uit banken en industrie komen, zoals Coca-Cola. Zoals ik het zie is het WWF de milieuorganisatie van de werkgeversorganisaties VBO en Voka: een instrument van het grootkapitaal. Hun doel is de stroom biomassa van buitengebieden naar kerngebieden in stand te houden. Daar valt veel geld mee te verdienen. En onze stijging van de consumptie mag niet in het gedrang komen. Nu er meer kritische consumenten zijn, is een meer duurzame verpakking nodig. De labels zijn dus nodig om de realiteit van een almaar grotere aanslag op ons natuurlijk kapitaal verborgen te houden. Ze smoren elk debat in de kiem. De grootste vijanden van label producerende groene ngo’s zoals het WWF maar ook Conservation International zijn de mensen die de hele keten in vraag stellen en willen vervangen door een peer-to-peermodel van uitlenen in plaats van kopen, een lokaal model of een circulaire economie."

Het verzet tegen labels is volgens Filip geen dankbare rol: "Helaas stellen weinig mensen de open vraag of die labels niet bijdragen tot het in stand houden van iets dat inherent niet duurzaam kan zijn. Binnen de ngo’s is dat vloeken in de kerk. Toen wij met onze reportage Fish and Run kritiek op het door WWF gepromote label voor vis Marine Stewardship Council (MSC) gaven zorgde dat voor heel wat heibel en pogingen om kritische geluiden binnen de milieubeweging de mond te snoeren met een zogeheten pax ecologica. Bij Climaxi staren wij ons niet blind op die labels – zo zetten we bijvoorbeeld een solidariteitsactie op om een grote hoeveelheid Griekse producten te importeren die van een goede coöperatie komen. Die heeft geen geld om zich een label te laten aanmeten, maar produceert wel op een eerlijke manier. Ik zie toekomst in het samenbrengen van productiecoöperaties in heel Europa, zoals dat in de visserij al gaande is met Pro-Life (en in de hernieuwbare energiesector met REScoop). Het is niet omdat er een probleem is met de zogeheten vrije markt dat de oplossing bestaat uit alles nationaliseren. Ik geloof meer in een samenspel van dat tussenniveau van coöperaties én controle van onderuit dan in een bureaucratisch socialisme.’ 

Alle niet door belangen gebonden mensen die het FSC-systeem kennen en er met mij over willen spreken zijn snoeihard voor FSC. Werk je in een ngo die het FSC-systeem opgericht heeft of in stand blijft houden, dan verdedig je het label. De vroegere baas van het FSC-label gaf pas na zijn vertrek toe dat het hele certificatiesysteem eigenlijk een mythe is. De mensen van het WWF en Conservation International die ik beroepshalve kruis blijven de labels altijd verdedigen met het argument dat het zonder hun label nog erger zou zijn. Maar is dat wel zo? 

Het rapport "Who watches the watchmen?" laat ook van de controlemechanismen in het RSPO-label voor palmolie geen spaander heel. Het is een echo van het FSC-verhaal. Geen van de grote ngo’s durft hun geboortekind de nek om te draaien. Oxfam richtte het FSC mee op en dat was nu ook weer niet de bedoeling van hun rapport over de New Forests Company, om het hele label in vraag te stellen. Het verhaal gaat zo: het label stimuleert goede praktijken, is al beter dan al de rest en als er al eens een probleem is, dan lossen we dat op. Kijk, we schrijven zelf kritische rapporten over iets dat we opgericht hebben! 

Simon Counsell van de ngo FSC-Watch slikt die rotte-appeltheorie niet: "De leden van FSC hebben de controle over hun eigen label verloren. De echte macht ligt bij de certificateurs en die hebben er alle belang bij om zoveel mogelijk certificaten te verkopen. Ik ken niet één FSC-label dat werd ingetrokken als gevolg van een formele klacht." Die quote komt uit een sterk staaltje onderzoeksjournalistiek: ‘Duurzaam op papier’, een dossier van An-Katrien Lecluyse en Leo Broers dat na verschijning in MO* Magazine toch voor wat nodige debat zorgde. Journalist Leo Broers blikt terug op die periode: ‘Mijn ervaring met de media is dat ons verhaal “Duurzaam op papier” en de kritiek op FSC meestal goed onthaald werd, iedereen was geschokt. Maar op de een of andere manier werd de inhoud vaak verdraaid en werden de artikels in de pers altijd beëindigd in het voordeel van FSC. Ik denk dat het komt omdat de meeste journalisten te weinig inzicht hebben in de diepere structuren en machtsverhoudingen die spelen. Ofwel vanwege tijdsgebrek om aan gedegen fact checking te doen. Ofwel omdat ze willen eindigen met een positieve noot. Het verhaaltje dat FSC wel leert uit de fouten en er werk van maakt. Het recht van wederwoord wordt ingeroepen om de feiten te verdoezelen. Maar de spijtige waarheid is dat er niets veranderde op het terrein en dat het label moet gehandhaafd worden om onze overconsumptie te vergoelijken. Om milieumisdaden en schendingen van mensenrechten onder de mat te vegen. Om wetgeving en rechtspraak ter plaatse te omzeilen met een laks certificeringssysteem." 

Omdat An-Katrien en Leo te horen kregen dat ze in verband met de Veracelzaak die zij aan het licht brachten dan maar een officiële klacht moesten indienen deden ze dat ook. Twee jaar later krijgen ze te horen dat het FSC-certificaat oké is. In een vervolgartikel schrijven de auteurs: ‘Dat Veracel verantwoordelijk is voor de ontbossing van 1200 hectare Atlantisch regenwoud – die informatie komt uit officiële documenten van FSC – is tussen de plooien gevallen.’ 

Leo Broers: "Het taalgebruik in de certificeringsrapporten is ook altijd interessant om na te gaan. Controleurs spreken over 'illegale bezetters', terwijl die mensen over landtitels beschikken. In Afrika, zoals in Zuid-Amerika, gebeurt het vaak dat hetzelfde stuk land door twee of drie eigenaars geclaimd wordt. En de certificateur kiest altijd de kant van het bedrijf dat het FSC-label aanvraagt. Dat is de kern van het probleem. En dat is verwarrend voor de consument in het Westen, die denkt dat FSC opkomt voor de rechten van de lokale inwoners en voor de natuur. In de praktijk maakt het FSC-label de schending van hun rechten juist onbespreekbaar.’ 

Nick Meynen

Het Boek 'Frontlijnen' van Nick Meynen telt 288 pagina's, kost 22,50 € en kan je bestellen bij Eco&Fair (de winkel van Climaxi, vzw 't Uilekot en Wereldwinkel Herzele). Besteladres: filip(at)climaxi(punt)be.